270
7 -
5"
y
voor deze opvatting gevoel ik het meest men kan met zijn perceels
lengte ongetwijfeld verder gaan dan men thans bij nieuwe verkave
lingen op het oude land gewoon rs te doen, althans indien de bedrijfs-
grootte dit toelaat.
In aansluiting hierop zou ik bij het ontwerpen van het wegennet van
ruilverkavelingen willen pleiten voor het zo hoog mogelijk opvoeren
van de afstanden tussen de landwegen. De kleinere percelen kunnen
dan langs de opstrekkende verbindingswegen worden gelegd, voor het
geval zij te smal zouden worden indien zij langs de landwegen zou
den worden geplaatst.
Wegens het verband tussen de gemiddelde perceelsgrootte en de
weglengte per ha zal men de eerste grootheid zo hoog mogelijk willen
opvoeren. Hieraan is per ruilverkaveling een limiet gesteld, doordat de
percelen nooit groter kunnen worden dan de oppervlakte van hetgeen
Q«m. opp.
Der ei» nieuwe
ha 9 - 0 12 3 perceelegrootte.
8
6 -
4 -
5 v 0 - 300 ha
V 300 - 1000 ha
2 - >1000 ha
1 -
Fig. 4. Verband tussen de voor een aantal ruil
verkavelingen geldende gemiddelde perceels
grootte en de gemiddelde oppervlakte per
eigenaar.
een eigenaar bezit. Men zal dus een es over het algemeen nooit de weg
lengte van een streekdorp kunnen geven. Er is een „plafond" waar
boven men niet kan komen.
Uit fig. 4 blijkt, dat lang niet iedere ruilverkaveling aan dit plafond
raakt. Wel veroorlooft men zich bij een grotere gemiddelde oppervlakte
per eigenaar meer vrijheden in het aantal percelen. Er zijn vaak
klemmende argumenten aan te voeren, die een groter aantal percelen
per eigenaar (dus een kleinere gemiddelde perceelsgrootte dan het
plafond) motiveren, en wel
a. sterk uiteenlopende grondsoorten binnen het blok
b. verschillende gebruikswijze van de gronden per bedrijf;
c. eenzijdige ligging van de bedrijven t.o.v. het blok, bijv. bij streek-
dorpen.
In het bovenstaande zijn de factoren, voor zover in dit voorlopig
onderzoek betrokken, teruggebracht tot de gemiddelde grootte per eige
naar en het gemiddeld aantal nieuwe percelen per eigenaar.