291 rechtswege eigenaar wordt en er derhalve een levering door de erfge namen nodig is om hem dit te doen worden, Overwegende dat levering van onroerend goed volgens art. 671 B.W. nu wel geschiedt door overschrijving van de akte in de daartoe bestemde openbare registers, welke akte is het stuk, dat de rechtshandeling in houdt die tot levering verplicht, doch overschrijving in de registers van het testament, welke in dit geval de titel is, zoals in het onderhavige geval door eiseres is bewerkt, den legataris (i.e. eiseres) nog niet tot eigenaar maakt, waar immers de artt. 1005 en 1006 B.W. hem ver plichten de afgifte van den eigenaar te vragen en hem daartoe een persoonlijke vordering toekennen en tot welke afgifte de medewerking van de erfgenamen is vereist, Overwegende dat het onroerend goed den legataris derhalve niet is geleverd, zolang er niet een akte van transport is opgemaakt en in de openbare registers is ingeschreven, waarbij de erfgenaam krachtens testament levert." Eiseres werd haar vordering ontzegd om als eigenares in het huis te mogen wonen en gedaagde tot ontruiming te noodzaken. Er zal dus nog wel een akte van afgifte-legaat volgen, zodat eiseres dan haar ont ruimingsvordering beter kan funderen. Er blijkt niet of bij de overschrijving van het testament als hier het geval was, ook een uittreksel uit het overlijdensregister was overge legd, zoals nodig is om tenaamstelling in de legger te bereiken. De administratie stelt zich in deze controverse over legaten geen partij en laat het aan partijen over welk standpunt zij terzake willen innemen. 1949/511 Rechtbank Groningen, 17 December 1948. In een ontruimingsvordering werd beslist dat de altijddurende erf pachter niet is de eigenaar van het huis op de grond staande, maar dat hij wel als erfpachter de bevoegdheid heeft alle rechten aan de eigen dom van het erf verknocht uit te oefenen en daarop een eis tot ont ruiming tegen gedaagde kan baseren nu deze het perceel zonder recht of titel bewoont. 1949/559- Hoge Raad, 24 Juni 1949. Een vervolg op de uitspraken van de President Rechtbank Groningen en van het Hof in Leeuwarden over Groninger kweldergronden. Zoals men zich wellicht herinnert waren in de bezettingstijd door Landbouw kweldergronden in eigendom gevorderd voor de voedsel voorziening en aan Domeinen in beheer gegeven. De betrokken oever eigenaar vroeg aan de President te Groningen om de status quo te handhaven toen Domeinen hem van de gronden, die hij voorlopig in gebruik had gehouden, wilde verdrijven en ze aan een ander in pacht wilde geven. President en Hof beslisten, zij het op verschillende gronden, dat de vorige 'toestand moest worden hersteld. De Staat en de nieuwe pachter gingen in cassatie, waarbij de Hoge Raad tot de uitspraak kwam de zaak naar het Hof te Amsterdam te verwijzen, ter beslissing met in achtnemen van het arrest van de Hoge Raad.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1950 | | pagina 297