296
eigenaar van die weg of straat toebehoren, daar dan hoogstens het
nut van die bouwterreinen, doch niet dat van de weg of straat als zo
danig zou worden verhoogd."
Het Hof oordeelt het servituut dus krachteloos en wijst de vorde
ring af.
1950/265. Hoge Raad, 2 December 1949.
Nog steeds spoken, zolang het Vervreemdingsbesluit Onroerende
Zaken van kracht is, in de rechtspraktijk de gevallen rond, dat partijen
hangende het afkomen van de goedkeuring door het Prijzenbureau van
hun overeenkomst, reeds geheel of gedeeltelijk uitvoering aan die over
eenkomst hebben gegeven en daaruit moeilijkheden ontstaan.
In de „kop" van dit arrest leest men het volgende
„Art. 3 van het Besluit heeft deze voor partijen dwingende betekenis,
dat zolang het Prijzenbureau zich niet heeft uitgesproken, generlei
verplichting om aan de belofte tot levering of aan die tot betaling
van de koopprijs te voldoen, bestaat. De koper, zodanige betaling ver
richtende zolang de verklaring nog niet is verkregen, doet dit zonder
het betaalde schuldig te zijn, zodat hij, mits niet inmiddels het Prijzen
bureau zijn goedkeuring heeft verleend, doch onverschillig of hij met
het-niet-verschuldigd zijn der betaling bekend is geweest, het betaalde
ingevolge art. 1395 B.W. kan terugvorderen."
De Procureur-Generaal van de Hoge Raad achtte de betaling wel
verschuldigd totdat het Prijzenbureau definitief goedkeuring van de
overeenkomst zou hebben geweigerd.
De feiten waren in dit geval de volgende. Koper trekt na de monde
linge overeenkomst in het huis en betaalt een gedeelte van de koopsom.
Gesommeerd om ook de rest te betalen en bij een notaris te verschijnen
om de transportakte te maken blijft hij eenvoudig weg. Verkoper
dagvaardt nu tot ontbinding van de overeenkomst, ontruiming van het
huis en schadevergoeding. De Rechtbank wijst de vordering toe, met
verplichting voor verkoper het betaalde gedeelte van de koopprijs terug
te geven. Koper gaat in beroep en het Hof wijst de ontruimingseis af,
omdat nu eenmaal feitelijk geleverd is, zij het dan krachtens een nog
niet goedgekeurde overeenkomst en deze levering pas ongedaan kan
worden gemaakt als het Prijzenbureau de goedkeuring zal hebben ge
weigerd. Zo ook oordeelt het Hof dat. het reeds betaalde gedeelte koop
som niet als onverschuldigd betaald kan worden teruggeeist.
Zoals reeds uit de „kop" bleek, oordeelt de Hoge Raad weer anders
en vindt dat het gedeelte koopsom wél onverschuldigd is betaald. Hij
had dan ook de vordering tot ontruiming moeten toewijzen, maar daar
tegen verzette zich het feit, dat de voorgedragen cassatiemiddelen voor
zover die naar het oordeel van de Hoge Raad konden worden ont
vangen, alleen maar betrekking hadden op de terugbetaling van de ge
deeltelijk betaalde koopprijs.
1950/465. Hof Leeuwarden, 23 Februari 1949-
Een beslissing over een servituut van reed of drift van zeer oude
oorsprong.