299
is. Door een lichtbron worden twee evenwijdige bundels wit licht uit
gezonden, welke bundels door vier evenwijdig geplaatste spiegels ver
schillende wegen afleggen. De uittredende stralen worden daarna in
een op oneindig ingestelde kijker opgevangen. Wanneer de bekende
interferentieverschijnselen van Fraunhofer optreden, zijn de afstan
den tussen de spiegels af te leiden. Het is Vaisala gelukt afstanden
tot 192 m door middel van interferentie te meten met een relatieve
nauwkeurigheid van ca. 10-7. Onrust van de lucht verhinderde het
meten van nog grotere afstanden. Volgens V. is het grote belang van
deze methode, dat hierdoor de basismetingen van verschillende landen
eenvoudig in één systeem gebracht kunnen worden, en dat de lengte
van de invardraden bepaald kan worden met een nauwkeurigheid die
met geen andere methode te bereiken is.
Aan het Geodetisch Instituut in Potsdam heeft men voor de con
structie van een interferentiecomparator de keuze laten vallen op het
verbeterde systeem van Fabry en Perot. Deze comparator is gedurende
de oorlogsjaren geconstrueerd en door Mühlig in bovengenoemde
publicatie beschreven.
De publicatie geeft de theorie van de comparator, de belangrijkste
foutenbronnen en de mogelijkheden om de invloed daarvan onschade
lijk te maken. Bovendien een beschrijving van het instrument en een
verslag van uitgevoerde metingen.
Bij deze metingen trad een onverwachte moeilijkheid op, nl. een
zeer sterke seismische onrust van de bodem ter plaatse, waardoor het
onmogelijk bleek de afstanden tot 24 m op te voeren. De proef
nemingen konden slechts voortgezet worden tot afstanden van 12 m.
De bereikte resultaten hebben echter voldoende de bruikbaarheid van
het toestel bewezen. L. J. Ragut
Zeitschrift für Vermessungswesen, Aug. '50, blz. 225 e.v.
E. Gotthardt: Zijn sluitfouten een maat voor meetnauwkeurigheid?
Beschrijft de volgende proef. Een hoek werd 1500 maal gemeten
en de afwijking bepaald van iedere meting met het gemiddelde. Daarna
werden gevormd de verschillen van de waarnemingen 1 en 2, 3 en 4
enz., welke verschillen werden gerangschikt naar grootte-intervallen.
Van de waarnemingsparen waarvan de verschillen in een bepaald inter
val vielen en dus ook de verschillen van hun afwijkingen met het
gemiddelde vxvywerden frequentiekrommen gevormd van
Vl i?x vy)-
Het resultaat was dat voor alle verschillen, groot of klein, de fre
quentiekrommen vrijwel gelijkvormig waren en ongeveer dezelfde
middelbare fout hadden.
Dit resultaat is in overeenstemming met de in het artikel ont
wikkelde theorie.
De conclusie is. dat ook betrekkelijk grote tegenspraken, sluitfouten
van heen- en terugmeten, van polygonen, van driehoekssommen enz.,
geen aanleiding geven tot bezorgdheid en kleine geen waarborg voor
goede metingweglaten van de grote tegenspraken flatteert het beeld
de nauwkeurigheid wordt bepaald door meetmethode en zorgvuldig-