32
De materie in het artikel behandeld, is ook voor Nederland belang
rijk en actueel. In ons land wordt de ruilverkaveling niet uitgevoerd
door een publiekrechtelijke vereniging van de gezamenlijke eigenaren,
zoals in de meeste Zwitserse kantons (Genossenschaft), doch door
een door Gedeputeerde Staten benoemde plaatselijke commissie, die
de grond alleen kan toedelen in volstrekte overeenstemming met de
wettelijke bepalingen en dus niet op billijkheidsgronden. In dit ver
band zij nog verwezen naar de reclame-procedure voor de Arnhemse
rechtbank betreffende toewijzing van gronden aan de Staat voor
Rijksweg nr. 12 in de ruilverkaveling „Duivense Broek" (Tijdschrift
voor K. en L., 1949 blz. 73). C. Krombeen
Mitteilungen für die Mitglieder des Deutschen Vereins für Ver-
messungswesen in der britischen Zone, Mei 1949-
Bij wet van 30 April 1948 werden in Nordrhein-Westfalen bureaux
van verschillende rijksdiensten opgenomen in stads- en landelijke
(provinciale) administratie; hieronder die van de kadastrale dienst.
Vermessungsrat Höckmann betreurt dit. Hij vreest achteruitgang
en verval van eenheid in 'handhaving van dienstvoorschriften. Hij
wekt op het werk niet te laten bederven door die ongelukkige organi
satievorm. De Gr.
Vermessungstechnik, Maart 1949, blz. 1. Dr. phil. Vollrat Happach
over de nalatenschap van Albert Pfitzer.
Albert Pfitzer was de eerste leider van das geeinte deutsche Ver-
messungswesen, hij stierf 30 Juni 1948 en liet na een geschrift: „Ver-
messungswirklichkeit und Vermessungshilfen. Werke, Formen und
Methoden des Vermessungs- und Katasterdienstes im Prüffeld der
geschichtlichen Bewahrung."
De aanleiding tot zijn opstel was het gebrek aan goed kaartmateriaal
in Duitsland, dat hij wijt aan de overwegend archivarische bezigheid
van het kadaster. Hij noemt als dringendste'eis het vervaardigen van
kaarten en wel op de schaal 15 000, aangesloten aan het driehoeksnet.
Enige beschouwingen
P. onderscheidt drie tijdperken in de kadastrale meetmethoden: Ten
eerste het klassieke tijdperk, ingeleid door de eerste (en laatste) grote
kadastrale opmeting, die van Sleeswijk-Holstein, 1868 tot 1878. Resul
taat hiervanKatasteranweisungen 8 en 9.
Ten tweede het laatklassieke tijdperk, ongeveer 1900 tot begin
tweede wereldoorlog. Gekenmerkt door „überspitzte" eisen t.a.v. aantal
punten van de meetkundige grondslag en van het gebruik van de
methode van de kleinste kwadraten ook dan wanneer de theoretische
vooronderstellingen ontbraken, en door de bijzondere verzorging van
de administratieve en juridische kant van de meting. Het kwam niet
uit boven formalistische detailhervormingen en bureaucratisch-formele
kadastertechniek. Dit tijdperk is niet een begin maar een einde.
Ten derde het moderne tijdperk, dat begint met de invoering van de