35
gekozen vak pas een volledige indruk krijgen nadat zij hun studie vol
tooid hebben en in de praktijk gekomen zijn. En verder kan het nuttig
zijn, juist in deze tijd, waarin zoveel in beweging is gekomen, ons nog
eens te bezinnen op ambt en taak.
Inderdaad hapert er nog wel iets aan de kennis van buitenstaanders
omtrent werkkring en positie van de landmeters, blijkende uit een
vraag als: „wat valt er nu altijd weer te meten, het land is toch ge
meten" en uit de reactie op een mededeling dat men landmeter bij de
ruilverkaveling is, die dan luidt„oh, dan is U dus bij de Heide Maat
schappij."
Dit is voor ons landmeters niet altijd aangenaam te horen, maar we
moeten niet voorbijzien, dat tegenwoordig lang niet allen, die men ziet
landmeten, landmeters zijn. Daarom wil ik hier memoreren, dat wan
neer in deze inleiding gesproken wordt van landmeters, daarmede be
doeld worden de landmeters van het kadaster en de civiel-landmeters,
welke laatsten nu voortaan geodetisch ingenieur zullen moeten worden
en waarvoor dan zelfs de gelegenheid open staat in onze wetenschap te
promoveren.
Het kan dus toch wellicht nuttig zijn dat er aandrang uitgeoefend
is om deze inleiding samen te stellen en ik heb het voornemen gehad
slechts met enkele forse lijnen een schets op te zetten, ook al, om
het gevaar te ontlopen te veel een oratio pro domo voor de landmeters
stand te houden.
Willen wij de positie van de landmeter bezien, dan zullen wij dat
niet kunnen doen zonder tevens daarin te betrekken de positie van de
landmeetkunde in de tegenwoordige maatschappij en daarbij de ont
wikkeling van die landmeetkunde.
Een geschiedkundige behandeling van die ontwikkeling in de loop
der tijden zou mij zeker te ver voeren van het eigenlijke onderwerp
en is voor dit betoog ook niet nodig. Daarvoor is het voldoende ons
te beperken tot de laatste 50 a 60 jaar en uit te gaan van de toestand,
zoals die toen in ons land was, nl. dat de gewone landmeetkunde hier
bijna uitsluitend beoefend werd door de landmeters van het kadaster
voor fiscale metingen en voor de metingen terzake van de administratie
van de grondeigendom en waarbij de meting en de uitwerking op het
bureau geheel in handen van de landmeters was.
En dan zal ik voor degenen die de gedenkdag ter gelegenheid van
de instelling van de opleiding tot geodetisch ingenieur in Delft hebben
bijgewoond, wel enigszins in herhaling moeten vallen, want de toen
door Prof. Tienstra geschetste ontwikkelingsgang zal men noodzake
lijkerwijze in mijn betoog moeten terugvinden.
De toenmalige landmeters hebben zich gerealiseerd wat er aan hun
dienstuitoefening en daarmede samenhangend aan hun opleiding man
keerde, en de ontwikkeling van de landmeetkunde in Nederland is dan
ook gestimuleerd door de werkzaamheid van de landmeters van het
kadaster en door hun Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde en
wie deze ontwikkeling uitvoerig zou willen leren kennen, behoeft
slechts het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde met zijn 65
jaargangen ter hand te nemen en door te lezen en hij zal met enige