36
verbazing en ook met bewondering zien hoe vrijwel de gehele ontwik
keling daarin voorzien en gepropageerd is.
Als onderdeel van de Belastingdienst heeft het vak nimmer een
eigen verantwoordelijke leiding gehad, waardoor de ontwikkeling vaak
geremd werd, maar ondanks dit feit gaat de landmeetkunde ten slotte
de plaats innemen die haar momenteel in de maatschappij toekomt,
en dat niet omdat haar beoefenaren dat wisten door te drijven, maar
omdat het maatschappelijk bestel dat eiste. En mede als uitvloeisel daar
van heeft het Kadaster in de laatste jaren een meer verantwoordelijke
leiding gekregen en begint hier dus ook het licht te gloren, hoewel
toch nog de positie van de landmeetkunde en haar beoefenaren niet
altijd volledig begrepen en gewaardeerd wordt.
Maar hoeveel beter zou momenteel de maatschappij door de land
meetkunde gediend kunnen worden wanneer tijdiger naar de ideeën en
voorstellen van vooruitziende landmeters niet alleen geluisterd was
maar daaraan ook uitvoering gegeven was. Want wie thans de moei
lijkheden, vooral op kaartgebied, leert kennen waarmede niet alleen het
Kadaster en de Ruilverkaveling, maar vooral ook bijv. de Spoorwegen,
de Rijkswaterstaat, de wederopbouw, landbouwherstel, de bodemkaar-
tering en de planologische diensten hebben te kampen en die nu feite
lijk een radicale oplossing vragen, weet dat die moeilijkheden groten
deels voorkomen zouden zijn als tijdig was overgegaan tot een totale
hermeting van ons land, een onderneming waarop de beoefenaren van
ons dienstvak gedurende 60 jaren met klem hebben aangedrongen en
waarop doelbewust is aangestuurd door verbetering van de opleiding,
invoering van nieuwe meetmethoden en gebruikmaking van de nieuwste
instrumenten.
Helaas zijn slechts in geringe omvang hermetingen tot stand ge
komen. Immers niet meer dan 5,2 van de oppervlakte van ons land
is hermeten in het systeem van de Rijksdriehoeksmeting en nog 7,7
in ander verband, terwijl nu de reeds gememoreerde instellingen roepen
om een kaart 1 10000 voor geheel Nederland.
Maar de ontwikkeling van de landmeetkunde hier te lande is zodanig
gegaan dat bevrediging van deze behoefte slechts een kwestie is van
organisatie en financiering.
Bezien we nu in die ontwikkeling eerst eens de opleiding.
In het begin was deze zuiver een vakopleiding, maar het examen
voor adspirant-landmeter, waarvoor zich steeds vele candidaten kwa
men aanmelden, was streng vergelijkend, zodat in het algemeen slechts
zij die na het eindexamen H.B.S. zich nog speciaal voorbereid hadden,
konden slagen. Deze vakopleiding gaf behalve de algemene landmeet
kunde en kadastrale kennis ook reeds de beginselen van de hogere
geodesie en kennis van het Burgerlijk Wetboek, maar toch drong
reeds in 1891 het bestuur van de Vereniging voor Kadaster en Land
meetkunde er op aan dat de adspirant-landmeters de geodesiecolleges in
Delft zouden volgen, wat ook spoedig werkelijkheid werd. Daarna werd
in verband met de ook door onze vereniging gestimuleerde grondver
betering en de ruilverkaveling aangedrongen op een opleiding te Wage-
ningen en zo werd in 1919 de studie voor landmeter overgebracht naar