45
bruikt. Over het probleem dat Prof. Schermerhorn heeft aangeroerd,
is in Delftse kringen veël gesproken. De vraag luidt in het kortIs er
een andere figuur naast de g.i. gewenst? Wij moeten daarvoor de ogen
open houden. Spr. pleit voor rust. Laten we de tegenwoordige stand
van zaken eens even laten doorwerken. Er kunnen dan dingen aan
het licht komen die ons van dienst kunnen zijn bij de verdere bestu
dering van nieuwe ideeën.
De heer Jonas zegt dat de plaats van de g.i. reeds is bepaald.
De heer Rietsema vraagt zich af of hermeting en vervaardiging van
een kaart op schaal i10 ooo van het gehele land financieel verant
woord is. Spr. wil de uitvoering laten groeien naar behoefte. Als ge
volg van de opleiding voor geodetisch ingenieur verwacht spr. diffe
rentiatie in de werkzaamheden.
De heer Plasman acht het een natuurlijk gevolg van de studie voor
g.i. dat het routinewerk meer en meer naar eenvoudiger geschoolde
krachten zal overgaan.
De heer Jonas kan zich daarmee verenigen. De vraag is slechtswaar
ligt de scheiding tussen het eenvoudige werk en het overige werk? Spr.
wil in elk geval de opmeting van de aktenposten en de grensuitzettingen
door de landmeter laten verrichten.
De heer Stoorvogel wil niet streven naar algehele hermeting van
Nederland, doch is een voorstander van hermeten naar behoefte. Het
urgentieplan voor de hermetingen is slechts een leidraad en dient zo
nodig gewijzigd te worden. Het aantal landmeters van het kadaster kan
iets teruglopen. Een deel van hun werk zal worden overgenomen
door de landmeetkundige ambtenaren. In verband met de positie van de
geodetisch ingenieur merkt spr. op dat de landmeetkunde een „doe"
werk is. Van veel belang is dat de landmeter het publiek op het terrein
goed moet kunnen voorlichten.
De Voorzitter brengt dank aan de heer O. J. Jonas voor zijn in
leiding. Er bleek een grote belangstelling voor het onderwerp te be
staan. De discussie bracht verheldering. Het idee dat de heer Biekart
naar voren bracht zou in studie kunnen worden genomen door het
Hoofdbestuur van de N.L.F.
Na de gemeenschappelijke lunch hield de heer G. C. ter Beeke,
Landmeter van het Kadaster te Rotterdam, een causerie over de weder
opbouw van Rotterdam. Aan de hand van uitgebreid kaartenmateriaal
behandelde spr. achtereenvolgens de groei van Rotterdam en meer in
het bijzonder de snelle ontwikkeling na 1920, de aanleg van de Nieuwe
Waterweg, de aanleg van de grote havens, het Duitse bombardement in
Mei 1940 en het Engelse bombardement in 1943, de verwoesting van
de haveninstallaties in 1944, de eerste maatregelen voor de wederop
bouw getroffen door Ir. Ringers, het wederopbouwplan van Ir. Witte-
veen en het basisplan 1946, dat een oplossing brengt voor het spoor
wegprobleem, voor het verkeer en voor de binnenscheepvaart. Spr. gaf
daarna een overzicht van de eigenlijke landmeetkundige werkzaam
heden na de verwoestingen. Er is een nauwe samenwerking tussen de
Landmeetkundige Dienst van de Gemeente Rotterdam (G.L.D.) en