^=^2 Vhv0 f:
59
-7-= [vvl sin a'
A?
D'
[yv] cos a'
Ayj
[ZZ] Z)'
Nu is mz? en nrf _L_ ([3)
n 2 [aa] y n 2 b\
Voor een ongeveer cirkelvormige foutenellips met m/>2 isi m#2 is> my2
volgt dan uit (12) en (13): arg. P' P arg. P' M en
Hoewel mp meestal niet bekend is, kunnen wij een schatting maken
door te veronderstellen: richtingen naar op gelijke afstand gelegen
gegeven punten, regelmatig over de horizon verdeeld. In dit geval
wordt
p2 d% /2
m^2 Wy2 (u,2 0 n 9: waarin u. middel-
bare fout in de gemiddelde richting, d straal van de (relatieve)
foutencirkel van de gegeven punten en afstand tot deze punten.
Nu is [cos2t|i] f-J-] -§■ [cos 2 t];], waarin hier [cos 2 ip] o.
Ofwel wordt
(wP)cJ -n dcj) (p. in dm gr) (15)
Een schatting van de afwijking van P' en P (dus de fout van deze
methode) verkrijgt men uit (14) en (15). B.v. voor een meetpunt met
n 3» M 30 dmgr, d 3 cm, 0,6 km, volgt uit (15)tnP2 11
en uit (14): P' P =jy- Wil P'P te verwaarlozen zijn, dan moet
11 22
■IJ 22 cm of cm, als 1s schaal van de foutentonende
0,5 s
figuur. In het algemeen volgt uit (13) dat M zo ver mogelijk uit het
centrum der foutentonende figuur gekozen moet worden. In vele
gevallen is dus de benadering voldoende als aan deze eis in voldoende
mate (zie (14)) tegemoet gekomen wordt. Bedacht moet hierbij worden
dat de rechte L vooral bij meetpunten veelal op het oog door de pool-
figuur getrokken wordt, waardoor de ligging van P' aanmerkelijk meer
kan afwijken dan (14) aangeeft, zodat de theoretische afwijking hierbij
vergeleken wel verwaarloosd mag worden.
5. Praktische uitvoering.
Kies M zo ver mogelijk, of zo ver als 14) vereist, uit het centrum
van de foutentonende figuur. De pool Px ligt op de loodlijn uit M
op L1 neergelaten. De straal van de hulpcirkel heeft geen invloed op
(12)
F' p^^r-- mf2(14)
r [cos2iji]p2
2 pV2\ 2 /2