70
Wanneer men de schietloodafwijking in een punt A op het aard
oppervlak bepaalt, dan bepaalt men de afwijking tussen de normaal
van A op de werkelijke geoïde en de normaal van A op het referentie
oppervlak, waarop de geodetische berekeningen worden uitgevoerd (dus
internationale ellipsoïde of ellipsoïde van Bessel). Zie figuur.
Deze totale schietloodafwijking 0 is nu te splitsen in twee delen, nl.
6j afwijking tussen de normaal op de werkelijke geoïde en de nor
maal op de fictieve of gereduceerde geoïde geoïde die be
hoort bij een aarde die gereduceerd is voor de boven de werke
lijke geoïde liggende topografische massa, 'bijv. volgens de isosta-
tische methode of de methode van Helmert of Rudzki)
02 afwijking tussen de normaal op de fictieve geoïde en de normaal
op het referentie-oppervlak.
Door Prof. Vening Meinesz is in 1928 een formule afgeleid, waar
mee deze 02 berekend kan worden uit de omringende zwaartekrachts
anomalieën (zie Prof. F. A. Vening Meinesz, ,,A formula expressing
the deflection of the plumb-line in the gravity-anomalies and some
formulae for the gravity-field and the gravity potential outside the
geoid"). Deze formule werd verkregen door de in het midden van de
19de eeuw door Stokes afgeleide formule, waarin de afstand N tussen
referentie-oppervlak en fictieve geoïde in de omringende zwaarte-
krachtsanomaliéën werd uitgedrukt, te differentiëren. Gedurende de
oorlog werd door Baron de Vos van Steenwijk deze 02 berekend in
een 112-tal punten tussen Halmaheira en Nieuw-Guinea (J. E. Baron
de Vos van Steenwijk „Plumb-line deflections and geoid in eastern
Indonesia as derived from gravity"). De 02 van deze punten werd
berekend uit zwaartekrachtsanomalieën die volgens de isostatische
methode van Hayford waren gereduceerd.
Heeft men nu deze 02 berekend, dan verkrijgt men de totale schiet
loodafwijking door daarbij de 01 te voegen, d.w.z. de schietloodaf
wijking berekend uit de omringende topografische massa, welker in
vloed men bij de berekening van de 0 2 niet heeft meegerekend. Na
tuurlijk moét men theoretisch bij de berekening van de invloed van
deze omringende topografische massa dezelfde methode toepassen als
bij de reductie van de zwaartekrachtsanomalieën voor de omringende
topografische massa. Practisch past men alleen de isostatische methode
toe, zowel bij de reductie der zwaartekrachtsanomalieën als bij de be
rekening der Qv "In dat geval moet men ook van dezelfde compen
satiediepte gebruik maken. De theorie van het bepalen van de schiet
loodafwijking onder invloed van de omringende topografische massa
volgens de isostatische methode kan men vinden in J. F. Hayford,
„The figure of the earth and isostasy from measurements in the United
States", publ. U.S. Coast and Geodetic Survey.
Wil men nu de nauwkeurigheid van het bepalen van schietlood-
afwijkingen vólgens de physisch-geodetische methode langs empirische
weg bepalen, dan is het dus noodzakelijk in een aantal stations deze
schietloodafwijkingen reeds te kennen.