77
zo theoretisch bekijkt. Of zou de betrokken landmeter bij intuïtie zo
precies in de roos hebben geschoten?
De contrólevergelijkingen kunnen allerlei gedaanten aannemen. Men
kan in fig. 2 b.v. controleren: AG2 AH2 HG2 (stelling van
Pythagoras), CD DE HG GF (evenredigheid), maar men zou
ook uit de zijden van A AGH de coördinaten van H in het stelsel
met AG als -X"-as kunnen berekenen en daarna deze coördinaten trans
formeren naar het stelsel met AE als X-as, welke berekening de
gemeten maten AC en CH moet opleveren.
Het is zaak de contröleberekeningen zo eenvoudig mogelijk te hou
den, dus liefst alleen toepassingen van de stelling van Pythagoras
en evenredigheden. Hoe kan men nu in fig. 2 de 7 mogelijke controles
vinden, eenvoudig en onafhankelijk van elkaar
Om het veldwerk te sparen legt men er een stuk calqueerpapier
op, waarop men de hierna vermelde doorhalingen en aantekeningen
maakt. Telkens als men een controle heeft gevonden, schrapt men
één van de daarbij betrokken gemeten afstanden of hoekenmen
ontneemt daarmede deze contrölemogelijkheid aan de figuur en loopt
dus geen gevaar later een afhankelijke controle toe te passen. Het
is niet onverschillig welke waarneming men schrapt; het mag er
niet een zijn die men voor een volgende gemakkelijke controle nodig
heeft.
Langs AE heeft men vier onafhankelijke afstanden gemeten; het
is niet noodzakelijk dat men AB, AC, AD en AE als zodanig beschouwt
men kan ook b.v. nemen: AE, 'AC, DE en BComdat elk dezer
c