88 aan de lengte van de benen van de passer. Beschrijft men nu op een planchette met deze beide stiften een cirkelboog en meet men op de omtrek tweemaal de afstand tussen de beide punten van de passer uit, dan geven de stralen, die de beide uiterste punten op de cirkelomtrek met het middelpunt verenigen, de hoek aan, die de beide gezichtsstralen van de waarnemer onderling maken". Het is mogelijk, dat Lipkens op het idee is gekomen door het instru ment beschreven en afgebeeld door Adams (i p. 237 en XXXII 3) daar hij allicht ook door dit boek op zijn hoekspiegel is gekomen. Het is een „pair of pocket brass perspective compasses" en bestaat uit een passer waar op het draaipunt een schijfje met een viseergaatje staat en op het eind van beide benen een stift loodrecht op het been. Een exemplaar van de passer van Lipkens bevindt zich in het Physisch Laboratorium ite Utrechtde passer op het schilderij is slechts een gewone. 3. Rekenautomaat. In de Delftse Studentenalmanak van 1851 vinden we de volgende passage: „In de laatste tijd van zijn leven werkte de heer Lipkens aan een automaat, een door opwinding van een veer in beweging gebracht beeld, dat de eerste regels der cijferkunst moest ten uitvoer brengen en werkelijk vervaardigde hij een beeld, dat, voor een tafel gezeten, elke optelling, vermenigvuldiging, die men daartoe op bepaalde vakken op die tafel plaatste, volbracht. De deling echter, hoewel gedeeltelijk gevonden, leverde de uitvinder onoverkomelijke moeilijkheden opdit is waarschijnlijk de reden waarom hij dit kunst stuk vernietigd heeft; men heeft althans na zijn dood slechts enkele stukken van hetzelve gevonden. Deze laatste overblijfselen berusten 'bij de heer Reuvekampdie, als ooggetuige, de waarheid van het fabel achtig klinkend verhaal kan getuigen". G. Reuvekamp was model maker, later leraar aan de academie. Deze machine wordt door Ramaer (17) een „rekenmachine" ge noemd, doch uit de bovenstaande aanhaling blijkt, dat het meer een aardigheid was, zoals in de 18e eeuw dikwijls poppen gemaakt werden die rekenproblemen oplosten. Wij zien deze machine afgebeeld op het schilderij van Schmidt en op de litho daarvan door Mieling vervaar digd, doch alleen een paar raderen en een ketting, zodat men zich geen voorstelling kan maken van de werking. Op het papier, dat er bij ligt staan enkele lijnen van een geometrische figuur; misschien hebben deze betrekking op het landmeten. De rekenmachine werd in 1642 door Pascal uitgevonden; vóór Lipkens telde ik er 29 (tot 1925 nog eens 196, soms 12 per jaar!). Dat Lipkens zijn machine vernietigde had hij gemeen met de Italiaan Poleni, die het in 1709 deed. Vóór Lipkens treffen we geen enkele Nederlander aande bekendste zijn die van Leibnitz in 1672 en Thomas in 1820; deze heeft hij dus kunnen be studeren. Lipkens had in 1837 een rekenmachine te beoordelen (Verslag Kon. Inst. Ing. p. 17) van J. F. Schiereck uit Frankfort, die een adres aan Z.M. richtte; er was echter geen beschrijving van. Misschien heeft dit er hem toe gebracht er zelf een te ontwerpen?

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1950 | | pagina 90