LANDMEETKUNDE PROF. R. ROELOFS, De nauwkeurigheid van de oppervlaktebepaling met de schijfpoolplanimeter. I. Draaien en glijden van het rolletje. De theorie van alle planimeters met een rolletje is gebaseerd op de stelling, dat de draaiing van hfet rolletje evenredig is met de sinus van de hoek tussen de as van het rolletje en de baan die het rolletje volgt. Hoewel men nauwelijks kan aannemen, dat een onderzoek naar de juistheid van deze stelling nooit zou zijn gedaan bijvoorbeeld door de constructeur, die voor de vraag staat hoe hij het loopvlak van het rolletje zal uitvoeren zijn naar mijn weten de resultaten van een dergelijk onderzoek nooit gepubliceerd. Een van de problemen die bij het onderzoek in Delft aan de orde kwamen, was dan ook de vraag in hoeverre het gedrag van het rolletje in overeenstemming is met de genoemde hypothese. Het onderzoek werd zo ingericht, dat het rolletje een rechte baan beschreef, terwijl de as een constante hoek met die baan maakte. Daar toe werden van twee schijfpoolplanimeters de armen waaraan het rolletje is bevestigd, afgenomen en naast elkaar bevestigd aan de arm van een gradenboog-transporteur, die op zijn beurt werd vastgemaakt aan de potloodhouder van de tekeninrichting van de stereoplanigraaf (fig. i). De arm van de transporteur kon in verschillende richtingen Hoogleraar aan de Technische Hogeschool, Delft: Fig. i. Bevestiging van <lc rolletjes aan de tekeninrichting van de stereoplanigraaf.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1950 | | pagina 99