17
Elders groeide uit één boerderij een gehucht, bijv. Mantinge en
Balinge bij Westerbork. Bij een kasteel ontstond dikwijls een gesloten
nederzetting, die ondanks haar agrarisch karakter door de kasteelheer
meestal met stadsrechten werd begiftigd (Borculo, 's-Heerenberg,
etc0 (3)- Soms werd een abdij het centrum van een nieuwe neder
zetting (Assen). In Holland verrezen de nederzettingen bij de dam
men, waar de overlaadplaatsen voor de schepen Waren (Schiedam) of
bij de overtomen, waar de schepen over de dijk werden getrokken.
Niet alleen vond een vermeerdering van het aantal nederzettingen
plaats, maar soms constateert men, dat nederzettingen zich verplaatsen
of zelfs geheel en al verdwijnen. Van Wageningen heeft men wel eens
verondersteld, dat de oudste nederzetting zich op de berg bevond, ter
wijl het latere Nieuw-Wageningen, de tegenwoordige stad, in de laagte
is gelegen. Plaatsnamen als Oldendiever, Oldeneibergen, Olde Oot-
marsum duiden aan, dat hier een verschuiving van het zwaartepunt van
de oorspronkelijke nederzetting heeft plaats gegrepen. In Duitsland
zijn tegen het einde der Middeleeuwen en vooral ook gedurende de
rampen van de dertigjarige oorlog verschillende dorpen ontvolkt en
sindsdien verdwenen.
Door de opgravingen van de archaeologen is gebleken, dat de vier
verschillende typen van nederzettingen die wij in de moderne tijd
constateerden, ook reeds in de tijd omstreeks het begin van onze jaar
telling voorkomen. In ons land kent men dan al de open dorpen, een
versterkt dorp en verspreide boerderijen. In Jutland (4) en Enge-
land (5) heeft men overblijfselen van rijdorpen ontdekt. In het alge
meen overweegt het open dorpstype. Soms bestaat de nederzetting uit
meer dan tien huizen, meestal is ze kleiner.
De archaeoloog kan ons meesttijds alleen inlichtingen verschaffen
over nederzettingen die later verlaten zijn. In het merendeel van de
gevallen zal een modern dorp staan op een plaats waar sinds het begin
van de jaartelling een nederzetting is geweest. Bestaan er ook dan
methoden om de ouderdom van de nederzettingen te bepalen Het is
bij dit onderzoek noodzakelijk op velerlei verschijnselen acht te geven.
In Duitsland heeft Martiny er op gewezen, dat men de oudste dorpen
vooral zal moeten zoeken in die streken, waar veel archaeologisch
materiaal gevonden wordt (6). Op de archaeologische kaart kan men
op deze wijze de oudere en de jongere nederzettingsgebieden aflezen.
In Denemarken en Zweden bezigt men veelal de geometrische methode
(Steenstrup, Sahlgren, Franzén). Men tracht daar de oude dorpskern
te bepalen en berekent hiervan vervolgens de oppervlakte. De dorpen
met de grootste kernen worden geacht de oudste te zijn. De ouderdom
komt mede tot uitdrukking in de suffixen van de plaatsnamen. Men
is in Zweden en Denemarken tot een chronologische onderscheiding
van de plaatsnamen gekomen, waarbij men heeft geconstateerd, dat de
dorpen^met namen op -inge ouder zijn dan die op -by; jonger nog zijn
die op -berg, -torp en -rud. In Zweden is dit onderzoek al weer verder
voortgeschredenmen streeft daar er naar de oude eigendomsverhou
dingen van het akkerland te reconstrueren en op deze wijze de oor
spronkelijke oppervlakte van het bouwland te bepalen. Bij de dorpen