33
deze fantasievolle tijd wel de romantische periode in de toponymie
kunnen noemen.
Wetenschappelijke beoefening der toponymie kwam het eerst van
de zijde der philologen, waarbij ook de geografen niet achterbleven.
Door deze samenwerking kwam reeds op het laatst der vorige eeuw
een tijdschrift tot stand, nl. de Nomina Geografica Neerlandica. Hier
voor bestond grote belangstelling, zodat de eerste vijf nummers vlot
verschenen; daarna kwam er een lange periode van stilzwijgen waar
door we, vergeleken met de omringende landen, België, Luxemburg,
Duitsland en Engeland, ver ten achter raakten. Vooral België spreidde
op toponymisch gebied een grote activiteit ten toonreeds in 1925 werd
in Leuven de Vlaamse Vereniging voor Naamkunde opgericht onder de
bezielende leiding van Prof. dr. J. H. van de Wijer. Behalve een tijd
schrift, de „Mededelingen van de Vlaamse Toponymische Vereniging"
zagen reeds heel wat dorpsmonografieën het licht. Daarnaast heeft Dr.
Jan Lindemans in de laatste jaren met behulp van de z.g. geografische
methode belangrijke resultaten bereikt bij zijn onderzoekingen naar de
oude akker- en graslandnamen. Al deze activiteit leidde ertoe dat ook
bij ons de belangstelling voor de naamkunde weer groeide en men de
onderbroken uitgave der Nomina weer op gang bracht. Vooral na 1945
werd een streven merkbaar, hier evenals in België, een centrum te
stichten voor het namenonderzoek. Dank zij financiële hulp van de
Stichting voor Zuiver Wetenschappelijk Onderzoek kwam binnen het
kader van de Centrale Commissie tot onderzoek van het Nederlands
Volkseigen van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen te Am
sterdam een Naamkunde Commissie tot stand, terwijl in het Trippen
huis een Bureau voor Naamkunde werd gevestigd.
De groeiende belangstelling voor de toponymie blijkt verder uit de
werkzaamheid van verschillende provinciale genootschappen en stu
diekringen, o.a. in Friesland, Gelderland en Noord-Brabant. Wij be
schikken thans over betrekkelijk complete verzamelingen van de Bom-
melerwaard, Over- en Nederbetuwe en het Land van Maas en Waal.
Verder hebben we verspreid materiaal uit Noord-Brabant, Zeeland,
Drente en Noord-Holland.
Intussen dateert deze toponymische bedrijvigheid eerst van de laatste
paar jaren, zoals uit het literatuuroverzicht aan het slot moge blijken.
Na deze inleiding, die moest dienen om U een indruk te geven van
de stand van het toponymisch onderzoek in Nederland op dit ogenblik,
wil ik U thans iets mededelen over de resultaten die het onderzoek bij
de Stichting voor Bodemkaartering opleverde, die reeds belangrijk ver
zamelwerk verrichtte. Bij de bestudering van de door haar verzamelde
namen hebben wij belangrijke steun ondervonden door de nauwkeurige
kennis van de bodem van de behandelde percelen. Van alle bewerkte
gebieden bestaan nl. moderne bodemkaarten, ten dele zelfs zeer gede
tailleerd opgenomen, waardoor van elk perceel de hoedanigheid van
de bodem vaststond. In de kaarteringsgebieden wordt voorts grote aan
dacht besteed aan oude woonplaatsen, die door Dr. P. J. R. Modder
man, conservator bij de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonder
zoek en gedetacheerd bij de Stichting voor Bodemkaartering, alle zijn