48
van Nederland. Ook bij de overige hoofdstukken gaat steeds een be
langwekkende inleiding aan de beschrijving van de reeksen vooraf.
De stof is overzichtelijk ingedeeld en wordt op glasheldere en
boeiende wijze behandeld.
Gebruik is gemaakt van de resultaten van de vele bodemkaarteringen
die reeds plaats vonden. Waar nog geen bodemkaartering werd ver
richt, werden verkenningen uitgevoerd. Vandaar dat de bijgevoegde
kaart het opschrift draagt van „voorlopige" bodemkaart. De wijze van
uitvoering in 55 „kleuren" van deze kaart dwingt bewondering af. Wij
veroorloven ons echter de opmerking dat door het ontbreken van vrij
wel alle plaatsnamen, de plaatsbepaling op de kaart wordt bemoeilijkt.
Waarschijnlijk is deze soberheid betracht om de duidelijkheid niet
te schaden. Te overwegen was bijvoeging van een doorzichtige kaart
op dezelfde schaal, aanduidende de plaatsnamen en gemeentegrenzen.
De vele foto's, tekeningen en grafieken in de tekst verduidelijken
ten zeerste het betoog. Wij betreuren slechts de remmende werking van
het scheiden van signaturen en omschrijving in de legenda.
Zonder hierop nader in te gaan, signaleert de schrijver op enige
plaatsen de gevaren die onze land- en tuinbouw bedreigen door water
staatswerken (Maasverbetering, Amsterdam-Rijnkanaal), steenfabri-
cage (uiterwaarden), woningbouw (Slatuinen), waterleiding (duinen),
brandstoffenwinning (Vinkeveen). De lezer wordt hierdoor tot na
denken gebracht. In een klein land als het onze met zijn dichte bevol
king is ruimtelijke ordening geboden.
Bij de bespreking van de zeekleigronden van Z.W. Nederland legt
schrijver een nuttig verband tussen bodem en verkaveling.
En zo biedt dit zeer verzorgde werk op vele plaatsen een nieuwe kijk
op de bodemkunde en wij zullen het daarom gaarne zien in handen van
velen onzer lezers en in het bijzonder van de landmeters, werkzaam bij
de kadastrale ruilverkavelingsdienst. Ir. J. F. Ilsen
Orgaan der Vereniging van Technische Ambtenaren van het
Kadaster, Jan. 1949 t/m Jan. 1950.
P. S. Teeling: Oud-Nederlandse landmeters.
Onder bovenstaande titel worden verschillende onderwerpen uit de
historische landmeetkunde en kartografie behandeld. O.a.de prae-
kadastrale administratie van grondeigendom, het leven en werken van
de eerste landmeters in de Nederlandse overzeese gebiedsdelen, de
landmeter in de Middeleeuwen en de landmeter-vestingbouwer in de
tijd van de Republiek, de geschiedenis van de kaartschaal, de colleges
in het landmeten aan de Leidse Universiteit en de opleidingsmogelijk
heden voor landmeters aan hogescholen enz. in de 16de, 17de en 18de
eeuw.
De opmerkingen in deze recensie zullen zich beperken tot het zake
lijk gedeelte. Uitweidingen buiten het eigenlijke onderwerp (wanneer
b.v. de schrijver zijn gerechtvaardigde geestdrift voor uitbreiding van
historisch onderzoek de vrije teugel laat) laten we voor wat ze waard
zijn.
Tot op heden houdt men zich op landmeetkundig gebied slechts in-