49
cidenteel bezig met de geschiedenis van het vak. Zelfstandige onder
zoekingen of studies hebben in dat geval vaak als aanleiding: diep
gaande belangstelling in de geschiedenis van de stad, de streek of het
dorp waarbinnen men werkt. In deze reeks artikelen is zeker geen
sprake van een incidentele belangstelling. Hier is een toegewijde speur
der op dit terrein aan het woord, die met een grote liefde voor de
historie talrijke belangrijke feiten over de Oud-Nederlandse landmeters
naar voren brengt.
Er zal hier niet gediscussieerd worden over de vraag wat het directe
nut van dergelijke studies is. Sedert een hoogleraar uit Delft aan Hui-
zingas „Homo ludens" ook de wiskunde heeft toegevoegd als- een
spel door de mens beoefend, bestaat het gevaar, dat ook het „spitten"
m de oude archieven minder serieus genomen zal worden. En dit toch
is zeker met de opvatting van de recensent, die, op het gevaar af
weer door de heer Teeling van „het maken van schoolmeesterachtige
opmerkingen beticht te worden, graag zijn mening over de inhoud
van de artikelenserie geeft.
Een van de voornaamste verdiensten van het verhaal is wel dat de
zo verspreid voorkomende en moeilijk toegankelijke stof ons nü in een
prettig leesbare vorm onder ogen gebracht wordt. De literatuurdocu-
mentatie, die zeer goed verzorgd is, zal zeker haar nut afwerpen bij
blijven °nderZOeklngen' die' naar wiJ hopen, niet achterwege zullen
Voorts is het zeer nuttig, dat er aandacht besteed werd aan de ge
schiedenis van de opleiding van landmeters in vroeger eeuwen en aan
un wetenschappelijke basis. Dit onderwerp is ruim opgezet. Het laat
natuurlijk, nog wel vragen open, maar houdt ons toch een goed beeld
voor uit de historie van het vak. We zien hier ook weer duidelijk hoe
was van rl! landmcter doIor alle tiJden heen sterk afhankelijk
was van de mate waarin er technische operaties (oorlog, droogma
kingen stedebouw ontdekkingsreizen) plaats vonden. Terwijl er ook
uit op te maken valt, dat de mathematica steeds het hoofdvak van de
opleiding geweest is.
Bij een ander onderwerp: het speuren naar de vroegste bewijzen
an een kaartschaal, ontgaat de recensent echter de betekenis hiervan
Hen komt ten slotte toch bij Erastosthenes terecht, m.a.w. bij de eerste
paling van de aarddimensies. En, waren ook niet de kaarten uit Pto-
™,eUS «Geographia op schaal? (Of ze al of niet in zijn tijd ge
construeerd zijn doet hier niet ter zake.) Zodra immers een graadnet
als basis voor een kaart optreedt kan men toch wel van een schaal"
spreken. Bovendien, was niet in de 14de en 15de eeuwse Portolanen
de grootst mogelijke nauwkeurigheid betracht bij het op juiste schaal
««geven van de kustvormen van de aeeen van Europa CL ha"
en hier immers verlies van levens en goederen ten gevolge
Zoals bij ieder resultaat van een historie-onderzoek kunnen ook de
opvattingen van de heer Teeling wel eens bestreden worden Dit kan
echter geen afbreuk doen aan de prijzenswaardige arbeid die de schrij-
hier voor ons vak heeft verricht. We willen ten slotte elke geodeet
aanraden van zijn publicatie kennis te nemen. Koeman