115
die welke overeenkomen met Xl. Yl en cp. leveren mechanisch geen
moeilijkheden op, daar zij practisch niets anders betekenen dan het
verschuiven en draaien van de kaart op de projectietafel. Er blijven
derhalve vijf instellingen over die mechanisch gerealiseerd moeten
worden en van deze is er één, nl. de afstandsinstelling, die tengevolge
van een aanwezige automatische besturing correspondeert met twee
elementen van de meetkundige beschouwing. Het totaal van negen ele
menten is dus inderdaad aanwezig.
Naar gelang van de manier waarop deze vijf instellingen zijn aan
gebracht kan men verschillende instrumenttypen onderscheiden. De
voornaamste van de bestaande constructies zijn de volgende
1. De optische as van het objectief neemt een vaste stand in (zie
fig. 9). Volgens dit schema zijn onder meer de ontschrankers van
Wild (E2) en Zeiss (S.E.G..T.) uitgevoerd.
In de figuur zijn de vijf instelmogelijkheden door pijlen en num
mers aangeduid. Hierbij moet worden opgemerkt dat de bewegings
mogelijkheden 4a en 4b, resp. 5a en 5b door één aandrijving worden
bediend daar zij mechanisch zijn gekoppeld en wel zó, dat automatisch
aan de snij lijn voorwaarde resp. aan de afstandsvoorwaarde wordt vol
daan. De constructie van deze koppelingen is in de figuur niet voor
gesteld, daar zij niet kenmerkend voor het instrumenttype is.
2. De fotogrammetrische as blijft in een verticaal vlak evenwijdig
aan de perspectiviteitsas (fig. 10).
In dit verband moet men onder fotogrammetrische as de lijn ver
staan, die het hoofdpunt van de opname met het projectiecentrum ver
bindt. Dit constructietype, waarvan onder meer de ontschranker van
De Koningh een voorbeeld is, bevat dus géén bewegingsmogelijkheid
voor de opname in de richting loodrecht op de perspectiviteitsas. In de
plaats daarvan kunnen projectietafel en opname onafhankelijk van el
kaar worden gedraaid, welke bewegingen beide (zie de nummers 2b en
4b) door het objectief moeten worden gevolgd om aan de snijlijnvoor-
waarde te blijven voldoen (zie ook B).
3. Het opnamevlak blijft horizontaal.
Van dit type bestaan twee uitvoeringsvormen die resp. in fig. 11
(Zeiss S.E.G. IV) en fig. 12 (Bausch Lomb) schematisch zijn voor
gesteld.
In fig. 11 blijkt dat de draaiing x vervangen is door een tweede
kantelingsmogelijkheid voor de projectietafel, waardoor het eveneens
mogelijk is de perspectiviteitsas iedere gewenste hoek te laten maken
met de coördinaatassen van de opname.
Bij de constructie volgens figuur 12 zijn de drie instellingen aan
de opname op de normale wijze uitgevoerd, maar de afstands- en hel
lingsinstelling vereisen enige nadere toelichting. Evenals bij type 1
treedt hier de optische as van het objectief op als hoofdlijn van de con
structie. Deze as neemt nu echter geen vaste stand in, maar wordt, naar
behoefte, onder een bepaalde helling gezet met behulp van de aandrij
ving 4a. Een stelsel van hefbomen doet dan de projectietafel een draai
ing 4b uitvoeren, zodanig, dat aan de snijlijnvoorwaarde voldaan blijft.
Daar deze mechanische koppeling hier een essentieel onderdeel van het