133
vizier gemonteerd wordt op een toestel moet het met stelschroeven
gejusteerd worden en is dan voor het gebruik gereed. Men ziet ge
projecteerd op het doel het kruisje dat als merk dient. De beweging van
het onderhavige toestel en het vizier zijn onverbrekelijk aan elkaar
gekoppeld. Teneinde ook dan het merk te kunnen zien als het oog niet
op de juiste plaats staat, moet
de lens L, die M in het on
eindige afbeeldt, een vrij
grote doorsnede hebben. Dit
heeft weer tot gevolg, dat de
relatieve opening groot moet
-zijn, omdat de brandpunts
afstand klein zal zijn om de
afmetingen niet onnodig
groot te maken. De lens zal
dus goed gecorrigeerd moe
ten zijn. De hiermee te be
reiken nauwkeurigheid is mij
niet uit ervaring bekend,
maar zal onder gunstige om
standigheden vermoedelijk
enige minuten bedragen.
De werking van de lens is
die van een collimator. Het
merk wordt, zoals gezegd, in het oneindige afgebeeld, wat men be
reikt door het in het voorwerpsbrandvlak van de lens te plaatsen. Op
enigszins andere wijze werken de optische vizieren op geweren en
ander geschut, schematisch voorgesteld in figuur 2. De, steeds ver
verwijderde, voorwerpen worden door lens L\ afgebeeld in het brand-
vlak, waar zich een plaatje met kruisdraad bevindt. Het beeld wordt
waargenomen door middel van een oculair, dat in de eerste plaats een
abnormaal groot gezichtsveld moet hebben, en in de tweede plaats
voorzien is van een lenzenstelsel L2 L3 waardoor het beeld omgekeerd
wordt. De vergroting is meestal gering, omstreeks 1 i/2 tot 4 maal. De
te bereiken nauwkeurigheid is een kwart tot één boogminuut.
Voor het bepalen van de vlakheid van werkstukken gebruikt men
collimatoren, gemonteerd op een grondplaat, die verschoven kan worden
over het te onderzoeken werkstuk. Zie figuur 3. De kruisdraad K be
vindt zich in het voorwerpsbrandvlak van lens L, de collimatorlens
wordt weer in het oneindige afgebeeld. Nu legt het snijpunt der kruis
draden en het voorwerpsknooppunt van L een richting vast. Men
neemt waar met een op oneindig ingestelde kijker T. Bij het ver
schuiven van de collimator zullen de afwijkingen van vlakheid van het
te onderzoeken oppervlak (de verschuiving mag alleen plaats hebben
in de kijkrichting) in de richtlijn schommelingen geven, die in de
kijker als verplaatsingen van het beeld worden waargenomen ten op
zichte van de zich in het kijker-oculair bevindende kruisdraad N.
Als de collimator en de kijker beide voorzien zijn van zeer goede
•optiek en de brandpuntsafstand van het collimatorobjectief en het
0
Fig. i.