137
maken De breedte van 5"0 moet daartoe met betrekking tot de afstand
Cj en de onderlinge afstand van ,Sj en S2 geschikt gekozen worden.
Op grond van bovenstaande overweging kan men concluderen, dat
bij een maximale intensiteit aanwezig is. Aangezien slechts de gelijk
heid van de wegen van E, tot D en van S2 tot D hieraan schuld heeft,
geldt de bewering voor alle golflengten, d.w.z. voor alle kleuren. Bii D
zal dus een wit maximum zijn.
In een punt E van C, dat niet op de aligneerlijn ligt, maar op een
afstand x ervan, zijn de afstanden van V, en S2 niet meer gelijk. Een
eenvoudige redenering laat zien, dat het wegverschil S2E—S1E gelijk
is aan xhjc2, als h de afstand is tussen de hartlijnen van 5\ en S2.
Als dit wegverschil juist een halve golflengte bedraagt, vernietigen de
twee lichtbundels die in E aankomen elkaar aldaar; is het wegverschil
gelijk aan een hele golflengte, dan ontstaat in E een maximum (voor
ie golflengte). Algemener: als het wegverschil een oneven aantal
malen de halve golflengte bedraagt, ontstaat voor de beschouwde golf-
engte m k duisternis; is het een even aantal malen de halve golf-
lengte, dan ontstaat in B een maximum.
Als men met met wit licht, maar met licht van één golflengte A zou
werken, zou men in C een reeks lichte en donkere lijnen waarnemen,
evenwijdig aan de spleten. De afstand d tussen de maxima is blijkens
het bovenstaande d c2\\hde afstand tussen de minima is even
groot.
Een ogenblik zou men kunnen denken, dat dit „interferentie-
ru.u°n met mterferentie wordt de onderlinge beïnvloeding van de
lichtbundels aangeduid, die zich hier in het versterken resp. vernietigen
uit) gebruikt kan worden voor het richten. Immers, als men bijv de
plaats van de maxima vastlegt en uit deze metingen de positie van
het Patroon berekent, heeft men de plaats van D be
paald. W y hebben dit ook geprobeerd en het bleek, dat het een slecht
resultaat gafde geleidelijke overgang van licht naar donker maakt
een nauwkeurige instelling onmogelijk. Zonder de onbevredigende
meetresultaten hier mede te delen, kunnen wij ons beperken tot het
signaleren van deze teleurstelling.
Inmiddels doet zich een nieuw feit voor wanneer wij wit licht ge-
ri u C?'ue? hïermee bliJken wiJ Plotseling in een geheel nieuwe moge
lijkheid beland te zijn. In wit licht zijn alle golflengten aanwezig van
ongeveer 0,39 micron (uiterst violet) tot ongeveer 0,76 micron (uiterst
rood). Het oog is het gevoeligst voor de golflengten tussen o,Si en
0,61 micron, het groen tot het oranje, met een maximum bij o s6
micron. oor een afstand .r van de aligneerlijn, waar juist een mini
mum is voor omstreeks deze laatste golflengte en waar dus het na
burige deel van het spectrum sterk verzwakt is, is er wel licht van
veel kleinere en veel grotere golflengte aanwezig. Wij krijgen daar
dus een vrij donkere streep en de menging van het violet en het rood
maakt deze paars. Voor iets kleinere waarden van (dus wat dichter
ij de aligneerlijn) zijn de kortere golflengten meer uitgedoofd en is
de resterende kleur dus meer naar het rood toevoor grotere waarden
van is de kleur meer naar het blauw. Er is dus in zo'n donkere ge-