156
1Elk van beide benen gaat door een punt van het verbandhet
hoekpunt is ook een punt van het verband (zie a in fig. 21).
2. Het ene been gaat door een punt van het verband, het andere
door een nieuw punt (zie PAB in fig. 22).
3. Elk van beide benen gaat door een punt van het verbandhet hoek
punt is een nieuw punt (zie Z CPA in fig. 23) er zijn dus twee
achterwaartse richtingen gemeten. (Verondersteld was dat alle pun
ten van het verband onderling bepaald zijner zal in dit geval dus
nog een achterwaartse richting in hetzelfde punt of een voorwaartse
naar hetzelfde punt dubbelzinnige snijding", „Gerichte vlakke
driehoeksmeting" van schrijver dezes, blz. 170) gemeten zijn.)
Formule (4) gold alleen indien het gehele verband zo kon worden
opgebouwd, dat voor elke nieuwe hoek slechts één lijn behoefde
te worden getrokken. In elk der gevallen onder 1, 2 en 3 genoemd,
zou het noodzakelijk zijn één hoek toe te voegen om de constructie op
deze wijze voort te zetten.B.v. in fig. 21 Z ABC of /BCA, in fig. 22
Z BAE of CEBA, in fig. 23 Z PAB of LDCPPas na het toevoegen
van zo'n hoek (en daarmede van een voorwaarde, want de hoek was
wél bepaald) zal men (4) mogen toepassen. En daar nader zal blijken,
dat de toegevoegde voorwaarde een netsvergelijking zou opleveren, en
de hoek in werkelijkheid niet is gemeten, moet men van het aantal vol
gens (4) 1 aftrekken.
In een geheel afgetekend verhand, waarin dus alle gemeten hoeken
zijn voorgesteld, is het noodzakelijk altijd na te gaan of men soms hier
en daar een hoek zou moeten toevoegen om een zodanige constructie
mogelijk te maken, dat van iedere volgende hoek slechts één nieuwe lijn
getrokken behoeft te worden. Past men (4) op het gehele verband toe,
dan moet men van het volgens (4) gevonden aantal, het aantal toe te
voegen hoeken aftrekken.
Zou men de figuur op deze wijze in gedachten opbouwen, dan zou
Fig. 21