Z f6 fg. 169 Basisvoorwaarden. Behalve de in het voorgaande genoemde voorwaarden, die het gevolg waren van overtollige hoeken van het verband, kunnen ook voorwaar den voortkomen uit het meten van de lengte van meer dan één lijnstuk. Zijn van de ketting van fig. 34 AB en FG beide als „basis" gemeten en wenst men beide lengten aan te houden, dan zullen de hoeken na de Fig. 34 vereffening zodanige waarden moeten hebben, dat als men, uitgaande van de gemeten lengte AB, FG berekent, de gemeten lengte FG als uitkomst vindt. Deze basisvoorzvaarde brengt men m.b.v. de sinusregel als volgt in vergelijking: sin Eh sin Dt sin C3 sin B2 sin At 1 tZ <-> p r> n A -Zl D sin G5 sin r4 sin sin Z/2 sin C1 Zijn er n basissen gemeten, dan zal men n 1 van dergelijke verge lijkingen kunnen opstellen. A ansluitingsvoorwaarden Deze ontstaan als het veelhoeksverband moet worden aangesloten aan een reeds bestaand verband of aan reeds in coördinaten bekende punten. Zijn in fig. 34 A, B, F en G bekend in coördinaten, dan zullen na de vereffening de hoeken zodanige waarden moeten hebben, dat, uitgaande van de berekende afstand AB en het berekende argument AB, men m. b.v. die hoeken een afstand FG en een argument FG zou berekenen gelijk aan FG en FG berekend uit de coördinaten van F en G. Dit levert op ie een voorwaardevergelijking van dezelfde gedaante als die volgende uit een basisvoorwaarde (zie boven) 2e de voorwaardevergelijking Bovendien moeten b.v. de afstand BF en het argument BF, bere kend uit het veelhoeksverband, gelijk zijn aan BF en BF berekend uit de coördinaten van B en F. Dit bereikt men door als voorwaarde te stellen, dat de coördinaten van F, zoals men die kan berekenen, uit gaande van die van B, uit de elementen van het verband, gelijk zijn

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1951 | | pagina 23