173
of met een interval van ten hoogste twee dagen. In dat geval is het
bedrag van de invloed der veranderingen in 8 te verwaarlozen.
Voor eenzelfde hemellichaam s, eenzelfde standplaats <p, A en een
zelfde zenithsafstand z, impliceert dit twee congruente boldriehoeken
(fig. i), indien tl t2 (t uurhoek).
In het algemeen is echter voor twee opeenvolgende dagen t2 h-
De bedragen t volgen direct uit de waarnemingsuitkomsten re
gistratie van tijdsmomenten).
Op verschillende manieren kan afgeleid worden
z2 Zy dz" 15 (/2 t1cos <p„ sin a',
of, voor een ster i,
dzt— 15 dt\ cos ep„ sin a'
De waarden dzbestaan uit een constant en een toevallig gedeelte
dzi C z...
De constante C wordt veroorzaakt door ongelijke waarden van de
zenithsafstand, die zich op de resp. waarnemingsavonden voordoen. Het
90-,
Fig. 1
bedrag sgeeft het verschil tussen de waarnemingsfouten" vz. (1)
en vz. (2) van een ster i op de avonden 1 en 2.
Uit de waarnemingsuitkomsten t; (1) en t\ (2) laten zich dus deze
verschillen berekenen. Uit twee identieke programma's van 30 ster
ren halen we dan 30 e's. Uit drie identieke programma's 60 e's enz.
De oogst van alle in Suriname verrichte waarnemingen bestaat uit
737 e's. Hoewel dit verschillen en niet de waarnemingsfouten zelf
zijn, lenen deze zich evengoed voor een statistische verwerking.
Met dit zeer heterogene waarnemingsmateriaal, verkregen in een
lange periode van 21/2 jaar, werd de controle uitgevoerd.
De absolute waarden van deze e's liggen tussen o en 10". Grotere
waarden, die als abnormale waarnemingsfouten zijn te beschouwen, zijn
reeds van te voren verworpen.
Het kenmerk van dit waarnemingsmateriaal werd in klassen van
ieder 1" gesplitst. Een andere splitsing, in 6 groepen, werd ingevoerd
om de aanname van de gelijke gewichten te kunnen verifiëren. Daartoe
werd, uitgaande van het verband tussen het gewicht en het azimuth van
de betrokken ster, het materiaal verdeeld over 6 sectoren, elk 150 be
strijkende van het azimuthkwadrant.
B.v.een e die behoorde bij de waarneming van een ster met azimuth