188 doch het voetstuk bevond zich excentrisch ten opzichte van het midden van het kruis, zodat dit boven het punt kon worden geplaatst. Onder meer haalt schr. hier de werken van Vitruvius (waterpassen) en Hy- ginus (bepaling Noord-Zuidlijn) en andere agrimensoren aan. Ook noemt hij de opmeting van het gehele Romeinse Rijk tijdens de regering van Augustus, onder auspiciën van M. Vispanius Agrippa. (Schr. vermeldt echter niet, dat het eigenlijke werk door Grieken, althans door personen met Griekse namen, werd verricht.) Als een der voornaamste bronnen waaruit wij de kennis betreffende de Romeinse landmeetkunde putten, noemt schr. de Codex Arcerianus, een handschrift vervaardigd door de monniken uit het klooster Bob- bio, dat nu als manuscript in de bibliotheek te Wolfenbüttel is te vinden. Hoofdstuk III behandelt de landmeetkundige instrumenten der Middeleeuwen in Europa, in de Islamietische landen en in India. In Europa verkreeg men de kennis uit twee bronnen: I. de werken van Boethius en van Gerbert (paus Sylvester), die de kennis der Ro meinse agrimensoren verbreidden, en 2. de wetenschap der Arabieren, die over Cordova en over Byzantium naar West- en Midden-Europa doordrong. Ook de kruistochten werkten aan die verspreiding mede. Beschreven worden: waterpasinstrumenten, het astrolabium (in hoofdzaak in gebruik voor astronomische doeleinden), het kwadrant, de Jacobsstaf, het magnetisch kompas en de methoden voor het uit zetten van rechte hoeken. Hoofdstuk IV behandelt de vooruitgang in Europa tijdens de Re naissance. Volgens schr. is deze periode van 250 jaar de interessantste en belangrijkste in de geschiedenis der ontwikkeling van de landmeet kundige instrumenten. Aanleiding hiertoe was 0.111. de verandering van inzicht betreffende landbouwkundige aangelegenheden, eerst in Engeland, later ook in Ne derland, Frankrijk, Italië en Duitsland. Bovendien ontstond er be langstelling voor de kartografie in Duitsland, Nederland, het Iberisch schiereiland en Engelandvoor het gebruik van artillerie in Italië, later ook in Duitsland, Frankrijk en Nederland. De scheepvaartkundc ontwikkelde zich het eerst in Portugal, later ook in Spanje, Neder land en Engeland; de astronomie in Polen (Copernicus),- Duitsland Regiomontanus, Kepler), Denemarken (Tycho Brahe) en Italië (Galileo). In Engeland ging men van het „open-field system", waarbij al het land door het vee van alle eigenaren werd afgegraasd, over op land bouw. Hier eiste het gebruik van afzonderlijke percelen een juiste afpaling der grenzen, die door de surveyor moesten worden vastgelegd. In die tijd verschenen dan ook veel werken over landmeten, o.a. van Fitzherbert (1523), de Benese (1537), Norden (1607), Rathborne (1616), Atwell (1658). Ook ontstond er een voorloper van onze theo doliet, het „polimetrum" van Waldseemüller (1512). Vermoedelijk is de door Waldseemüller aangegeven methode van meten ongeveer twintig jaar later door Gemma Frisius ontwikkeld en beschreven. De

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1951 | | pagina 42