189
naam „theodelitus'' wordt voor het eerst gebruikt door Leonard Digges
(ongeveer 1550).
Van de hand van Tartaglia verscheen in 1537 een verhandeling over
de toepassing der wiskunde bij de artillerie„Nuova Scienza". Om de
elevatie van de vuurmond te kunnen meten ontwierp hij een kwadrant.
Later verschenen er ook in Duitsland werken over dit onderwerp.
Als gevolg van het nauwkeuriger schieten werd er meer aandacht
besteed aan de vestingbouwkundedeze vereiste weer landmeetkundige
kennis.
Een revolutie op het gebied der astronomie ontstond door een publi
catie van Copernicus„De Revolutionibus Orbium Coelestium" in
IS43-
Behalve de hoekmeetinstrumenten kwamen ook de waterpasinstru
menten verder tot ontwikkeling; het model van Leonardo da Vinei
(I452"I5I9) is een verbetering van dat van Vitruvius.
Schr. bespreekt zowel de waterpassen met een schietlood als de
vloeistofniveauxverder nog de instrumenten voor het uitzetten van
rechte hoeken: het landmeterskruis de oude Romeinse groma), dat
in verschillende vormen werd geconstrueerdhet astrolabium, de gra-
phometer van Danfrie, de Holland-cirkel van Dou (ongev. 1612) en de
verschillende typen kwadranten. Hierop volgt een beschrijving van de
ontwikkeling van de nonius (Nunez, Clavius, Vernier), van de trans
versale en diagonale schaalverdelingen, de theodoliet, de Jacobsstaf en
het kompas.
Onder het hoofd „Triangulatie-instrumenten" behandelt schr. o.a.
het triquetrum van Simon Stevin, de trigonometer van Danfrie, de
holometer van Foullon en het planchet.
Hoofdstuk V geeft een overzicht van de ontwikkeling van de prak
tische meetkunde op de scholen. Gerbert schreef het eerste eigenlijke
leerboek der meetkunde, de „Geometria". Hierin komen veel gedeel
ten voor die men reeds in de geschriften der agrimensoren aantrof.
Op de scholen werd niet alleen de theorie, maar ook het toepassen van
de meetkunde in de praktijk beoefend; tot in 1826 kwam dit vak bv,
nog voor op het programma van de Plymouth (Mass.) High SchooL
In het Vie hoofdstuk wordt een aantal eenvoudige landmeetkundige
opgaven gegeven, met de behandeling daarvan. Het is schrijvers bedoe
ling, deze opgaven buiten door de leerlingen te laten meten en aldus
het gevraagde te laten bepalen.
We noemen hierhet oprichten van een loodlijn op een lijn, het
uitzetten van evenwijdige lijnen, het bepalen van de meridiaan, dé be
paling van de hoogte van een voorwerp, het meten van de afstand tot
een ontoegankelijk punt, de afstandsbepaling tussen twee ontoeganke
lijke punten. Er worden verschillende oplossingen gegeven, nl. met
behulp van een loodlijn, met het kwadrant, het astrolabium en de
Jacobsstaf. Andere opgaven zijnbepaling van de diepte van een put,
waterpassen op verschillende manieren, enz.
De meeste problemen vinden we in de oudheid reeds beschreven door
Heron, Balbus, Proclus Diodochus, S. J. Africanus, Leonardo Pisano
en later o.a. door Simon Stevin en Dou.