n V__ V 191 mers 1600 en 1601, die aan twee verschillende eigenaren waren ge komen, welke beide percelen in Januari 1918 zijn gekocht door de ge noemde N.V. Gevraagd wordt nu 1) Hoe moet de landmeter na toepassing van de ambtshalve meting betreffende de verkoop aan C de verschillende percelen te naam stellen en welke grootte hebben die percelen? 2) Wanneer na enige tijd A en B beiden tot schikking bereid zijn, welk advies op grond van de verkregen inlichtingen (mede van der den), kan de landmeter desgevraagd dan aan hun notaris, die het ter- weq. 6O °l ol greppel t/0 -|:o Q_ /600 W/4 397 396 398 Fi q 1 Fiq.n. rein niet kent, geven, zodat deze de schikking in een akte kan be lichamen? Wat voor soort akte zal de notaris kiezen? B wil door deze schikking slechts dan grond ten noorden van c d op zijn naam verkrijgen, indien hij nu geen recht op c db a zou kunnen doen gelden en hem ook geen recht van overpad over die strook naar de weg zou toekomen. Zou hij dat recht van overpad wel hebben, dan acht hij de eigendom van c db a voor hem van weinig belang. De candidaat geve dus gemotiveerd aan, wie naar zijn mening recht heeft op de strook c db a en vrage zich verder af, gesteld dat deze strook aan A zou toekomen, of B dan een recht van overpad over die strook naar de weg zou bezitten. II. (Fig. III). Land, bij een oude boerderij behorende, werd in 1928 verkaveld. Van de verkaveling bestaat goed veldwerk voorzien van kavelnummers. Bij de gehouden veiling is kavel I (thans nr. 1401) aan de eigenaar X ge bleven. Kavel II (later genummerd 1402) werd toegewezen aan Y. De kavelkaart is met de veilingsakte overgeschreven. (Wordt vervolgd)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1951 | | pagina 45