152
In L vervallen alle hoeken. Laat men tenslotte ook alle punten weg
die los zijn komen te liggen en een van de hoeken in H, die slechts een
waaiervergelijking oplevert, dan houdt men het verband over dat in
fig. 12 is getekend, waaruit men zeer gemakkelijk de veelhoeksverge
lijkingen kan vindeneen driehoeksvergelijking in elk der driehoeken
ABC en DFE en drie driehoeksvergelijkingen in de figuur CHGF.
Veronderstel dat er nu een veelhoeksverband overblijft (het geval
Fig. 11
D
Fig. 12
van fig. 12 komt later ter sprake) dat men als volgt opgebouwd kan
denken: men is begonnen met een der veelhoeken (meest driehoeken)
te tekenen (het is niet noodzakelijk, dat de veelhoek te construeren is)
en heeft daarop een der andere veelhoeken zo aangesloten, dat ten
minste een der zijden samenviel met een zijde die reeds getekend was;
op deze wijze is men voortgegaan tot het gehele verband getekend was.
Veronderstel bovendien dat op elk punt alle van elkaar onafhankelijke
hoeken zijn gemeten tussen de lijnstukken die in dat punt samenkomen.
Van iedere veelhoek is het aantal zijden gelijk aan het aantal hoek-