155 Het zo ontstane veelhoeksverband noemt men een veelhoeksketting. Voorbeelden van veelhoekskettingen ziet men in de figuren 13, 16, 17, 18 en 19. Met de nu nog overgebleven gemeten hoeken kan zich het volgende geval voordoen. In een punt van de ketting is een hoek gemeten waar van elk been door een reeds bestaand punt van de ketting gaat, maar waarvan één been nog getekend moet worden. Deze hoek levert een voorwaarde op. Moet men b.v. in fig. 20 het lijnstuk EA trekken omdat, behalve de andere hoeken, ook Z ABC is gemeten, dan ontstaat de voorwaarde, dat deze gemeten hoek gelijk is aan de hoek AEC, die men uit de andere gemeten hoeken zou kunnen berekenen, echter op Fig. 19 Fig. 18 Fig. 20 een andere wijze dan uit een waaier- of veelhoeksvergelijking, omdat dit niet mogelijk is. Het veelhoeksverband voldoet nu niet meer aan de vereisten van een ketting; het is thans een veelhoeksnet en de verge lijking volgende uit de nieuwe voorwaarde noeme men een netsverge- lijking. Men kan dus zeggen, dat iedere hoek die van de ketting een net maakt, een netsvergelijking oplevert. Zijn tenslotte alle hoeken van deze soort in het verband getekend, en blijken er dan L lijnstukken te zijn, dan zal het net dus L (2 P 3) L 2P 3 netsvergelijkingen (4) opleveren. Tot nu toe zijn in de figuur alleen hoeken aangebracht waarvoor slechts één of geen lijnstuk nieuw getekend moest worden. Thans ko men de hoeken aan de beurt waarvoor men voor beide benen nieuwe lijnstukken moet tekenen. Deze kunnen op de volgende wijzen voorkomen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1951 | | pagina 9