LANDMEETKUNDE 204 G. J. BRUINS Landmeter ie klasse van het kadaster, Delft: Astronomische lengtebepaling in Leeuwarden en op Ameland i. INLEIDING Na de tweede wereldoorlog kwam het probleem van de vereffening der Europese driehoeksnetten in één geheel weer ter sprake. Deze driehoeksnetten zijn elk afzonderlijk meestal met een grote nauw keurigheid gemeten, maar steeds per land en dan dikwijls nog weer in afzonderlijke gedeelten vereffend, terwijl bovendien bij de bereke ning van geografische coördinaten ellipsoïdes van verschillende af metingen werden gebruikt. Bij deze berekening ging men uit van een voor ieder land centraal gelegen punt, waar de schietloodafwijking gelijk aan nul of aan een bepaalde waarde werd gesteld. Het gevolg hiervan is, dat in een grensgebied, waar men de geografische coördina ten van twee naburige landen met elkaar kan vergelijken, aanmerkelijke verschillen voorkomen. Ook kunnen de schietloodafwijkingen der ver schillende landen niet met elkaar worden vergeleken, omdat ze bepaald zijn ten opzichte van verschillende centrale punten, waarvoor schietlood afwijkingen werden aangenomen. Men krijgt zodoende dus geen aan eengesloten gegevens omtrent het verloop van de geoïde ten opzichte van de ellipsoïde. Deze bezwaren kan men opheffen door de verschillende driehoeks netten in één geheel te vereffenen, uitgaande van één centraal punt, waarvoor de schietloodafwijking gelijk aan nul wordt gesteld, terwijl de berekening van de geografische coördinaten op één en dezelfde ellipsoïde plaats vindt. De methode van vereffening die voor het grootste deel van het Europese continent zal worden toegepast, vindt men beschreven in de Special Publication nr. 159 van de United States Coast and Geodetic Survey, getiteld„The Bowie-method of triangulation adjust ment as applied to the first-order net in the western part of the United States" door Oscar A. Adams Deze methode bestaat in het gelijk tijdig vereffenen van een groot aantal aaneensluitende driehoeksket tingen. Daar, waar drie of meer van deze kettingen samenkomen spreken we van z.g. knooppuntnetten. In elk dezer knooppuntnetten wordt zo mogelijk een basis gemeten en een astronomische lengte-, breedte- en azimuthsbepaling gedaan, zodat van knooppunt tot knoop- Zie ookA. J. H. Meertens, De methode van Bowie. Tijdschrift voor Kad. en Landm., 1948, pag. 105.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1951 | | pagina 14