211 Deze Homogrammen dienden nu als uitgangspunt voor de keuze van de 24 sterren. Daar ons vraagstuk zes onbekenden bevat inplaats van twee zoals hierboven, werd het geheel veel minder overzichtelijk. Daar om zijn de gewichtsgetallen vooraf berekend door het systeem van de zes normaalvergelijkingen onbepaald op te lossen en wel voor vijf verschillende programma's van 24 sterren. In al de vijf gevallen bleek het ö-getal van de AT ongeveer gelijk te zijn, nl. 0,08; de andere ge wichtsgetallen liepen meer uiteen. We kozen het gunstigste programma, dat dus bestond uit 24 sterren, onderverdeeld in vier groepen van 6 sterren. Elke groep van 6 sterren was weer onderverdeeld in een groep van 4 sterren met een declinatie van ongeveer 68° en een groep van 2 sterren met een declinatie van ongeveer 230. De schommeling rondom deze middelwaarden liep soms op tot io°, omdat de keuze van sterren beperkt was. De Q-getallen hadden de volgende grootte Q A T b c i,S' A T b c '7.33 Het blijkt, dat de onbekenden o1, a23 en a4 een laag gewichtsgetal heb ben, de onbekenden b en c daarentegen een zeer groot. Dit wordt ver oorzaakt doordat de coëfficiënten van b en c in de foutenvergelijkingen vrijwel evenredig zijn. We kunnen dus constateren, dat de bepaling van deze onbekenden b en c zeer onnauwkeurig geschiedt. Het gaat ons echter in hoofdzaak om de onbekende A T en verder om de a4, 023 en a4. Beschouwen we vervolgens de /x, de middelbare fout in de gewichts eenheid. Deze waarde is afhankelijk van veel toevallige en systemati sche fouten. In elk geval zal de middelbare fout in het doorgangs moment hier een grote invloed hebben. Met behulp van de zelfregistre- rende micrometer van Repsold verkregen we per ster 36 waarnemingen. Herleiden we deze naar het collimatiepunt en berekenen we vervolgens de middelbare fout in het gemiddelde, dan hebben we een aanwijzing omtrent de nauwkeurigheid van de bepaling van het doorgangsmoment. Deze m.fbedroeg volgens de ervaring ongeveer os,oi voor een ster met 8—0. Bij het opmaken van de foutenvergelijkingen hebben we de waarneming van een ster met 8=0 het gewicht 1 gegeven. Stellen we /x dus ongeveer 0s,01, dan is dus mT V 0,08 0,0001 Os,oo3. al a23 «4 ai 0,70 O. M 0,13 0,00 1,11 1,00 a23 0,49 0,14 0,01 '.30 1,18 ^4 0.99 0,02 1.36 0,08 0,07 0,06 -f- 20.04 18,62

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1951 | | pagina 21