212 Na de vereffeningen bleek de /j. echter te variëren tussen os,025 en 0S,070, dus de m^T tussen os,OC>7 en 0S,020. Behalve met de waar nemingsfout hebben we dus te maken met andere, in hoofdzaak door de instrumenten veroorzaakte fouten. Hier noemen we a) de onregelmatigheid van de asuiteinden, b) de doorbuiging van de horizontale as, c) de fout in de correctie aangebracht aan T voor de uitwijking van de bel, tengevolge van de fout in de aflezing en de fout in de hoekwaarde van het niveau, d) de m.f. in de rechte klimming van de sterren, e) de laterale refractie, f) de dode gang en de fout in de contactafstanden van de zelf- registrerende micrometer. In de volgende paragraaf zullen we, bij de behandeling van het in strumentarium, sommige van deze fouten bespreken; andere moeten nog nader worden onderzocht. 4. HET INSTRUMENTARIUM Het instrumentarium omvatte A. het doorgangsinstrument met de zelfregistrerende micrometer, B. de synchroonmotoren voor aandrijving van een wiel met secunden- contact en van de nevenklok, C. twee radio-ontvangtoestellen, D. de chronograaf. Fig. 3 geeft een schetsmatig overzicht van het gehele instrumenta rium, waarbij bovendien nog staat aangegeven de kwartsklok die is opgesteld in het Radiolaboratorium van de P.T.T. te Den Haag, en de radiozenders Scheveningen en Pontoise. Dit laatste station zendt de rhythmische tijdseinen uit die we steeds hebben gebruikt. Van de kwartsklok werd een gestabiliseerde wisselspanning (50 Hz) langs een telegraaflijn via de versterkerstations te Den Haag, Utrecht, Zwolle en Leeuwarden naar de waarnemingsstations gevoerd. Ter plaatse werden dan de synchroonmotoren met nevenklok op deze wissel spanning aangesloten en als chronometer gebruikt. Het ene ontvang toestel diende voor de ontvangst van de tijdseinen van Pontoise, het andere voor de ontvangst van een secundenimpuls van de kwartsklok, die via Radio Scheveningen werd uitgezonden zodra de lijnverbinding defect was of een te lage spanning leverde. Beide ontvangers, de chronometer en het doorgangsinstrument zijn via een leiding met de chronograaf verbonden. Op de chronograafstrook worden de tijd seinen, de chronometertijd en de waarnemingsmomenten geregistreerd. A. Het doorgangsinstrument. Het doorgangsinstrument (zie foto 1) werd in 1869 door de firma Pistor en Martins aan de Leidse Sterrewacht geleverd en door de directeur van de Sterrewacht welwillend in bruikleen aan de Rijksdrie hoeksmeting afgestaan. Het instrument heeft een gebroken kijker, de objectiefopening bedraagt 67,8 mm bij een brandpuntsafstand van

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1951 | | pagina 22