216 fout van de zelf registrerende micrometer. Deze fout, die zich tijdens elke volledige omwenteling van de schroef, wat plaats en grootte be treft, op dezelfde wijze voordoet, kan worden voorgesteld door de samengestelde goniometrische functie y a sin (9 Ab sin (2 cp B) waarin 9 is uitgedrukt als middelpuntshoek van de trommel. De juist- genoemde vergelijking kan men ook aldus schrijven: y a.j sin 9 a2 cos 9 &1sin 29 b2 cos 2 9 waarin Oj a cos A, a2 a sin A, bi b cos B, b2 b sin B, Om deze coëfficiënten ax, a2, ^1» b2, te bepalen wordt met de be weegbare draad van de micrometerschroef een bepaalde afstand p ge meten, d.w.z. begin- en eindpunt van deze afstand worden met de beweegbare draad ingesteld en de bijbehorende trommelstanden van de micrometer afgelezen. Deze meting van p gebeurt in verschillende trom melstanden, die regelmatig over één volle omwenteling van de schroef zijn verdeeld. Het onderzoek van bovengenoemde micrometer geschied de in 10 trommelstanden en werd herhaald over vier verschillende om wentelingen. Het onderzoek wees uit dat de periodieke fout bedroeg y 0,0027 sin 9 waarbij de coëfficiënt is uitgedrukt in tijd- secunden. De daaropvolgende termen waren 0,0005 cos 9 0,0006 sin 2 9 0,0004 cos 29 De middelbare fout in deze coëfficiën ten was van de orde van 0S,0005, dus de laatstgenoemde drie termen hebben geen betekenis. Verder is de term 0,0027 sin 9 ten opzichte van de waarnemingsfouten zo gering, dat de periodieke fout geheel kan worden verwaarloosd. De methode voor de bepaling van de periodieke fout staat o.a. aan gegeven in de onder 10) genoemde publicatie. B. Synchroonmotoren met nevenklok. De synchroonmotoren worden gedreven door de gestabiliseerde wisselspanning, afkomstig van de kwartsklok van het radiolaboratorium. De synchroonmotor, die op foto 4 aan de rechterkant van het instru ment zichtbaar is, is voorzien van een wiel met nok, dat door een speciale tandradoverbrenging juist één omwenteling per secunde maakt. De nok maakt elke secunde contact met een metalen veer, die dan een stroom sluit, waardoor elke secunde als een uitslag op de chronograaf- strook wordt gereproduceerd. De uitslagen zijn naar beneden gericht en duren ongeveer 1/2o sec. De tweede synchroonmotor is ingebouwd in de nevenklok, achter de wijzerplaat, die voorzien is van een uur-, minuten- en secunden- wijzer. Op de as van de secundenwijzer is ook een nokje aangebracht, dat iedere minuut contact maakt met een veer en een uitslag^ op de chronograafstrook geeft. Deze uitslag is ook naar beneden gericht en duurt ongeveer 0,4 sec. Het begin van iedere minuut is dus op de chronograafstrook gemakkelijk te identificeren. Bij een spanning lager dan 70 Volt lopen de synchroonmotoren niet meer regelmatig. Om dit te constateren is op het instrument een relais

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1951 | | pagina 28