220 tijd loopt en gelijk loopt met de plaatselijke sterretijd, aan te bevelen. Op deze chronometer kan dan, met behulp van de rechte klimming, het doorgangsmoment van elke ster worden afgelezen. Even voordat de metingen van het sterprogramma beginnen, dienen de uiteinden van de assen en de tappen nog eens zorgvuldig met een zeemleren lap, voorzien van een weinig horlogemakersolie, te worden schoongewreven, terwijl tevens nogmaals wordt gecontroleerd of het niveau goed geregeld is. De dauwaanslag op het objectief, die soms zo hevig is, dat het sters beeld volkomen vervaagt, kan worden voorkomen door een cartonnen cylinder van 15 cm lengte als verlengstuk van de kijker vóór het objectief te plaatsen. Hoe vervolgens het sterprogramma wordt gemeten, is reeds in 2 beschreven. Tijdens de metingen bleek, dat zowel in Leeuwarden als op Ameland de pijlers niet geheel stil stonden. De bel van het niveau verplaatste zich regelmatig in één richting. In Leeuwarden is dit waarschijnlijk te wijten aan de ongelijkmatige verwarming van de toren door de zon. Op Ame land was hiervoor echter geen aanwijsbare oorzaak te vinden; de pijler werd daar overdag door middel van zeilen beschermd tegen bestraling door de zon. 6. DE BEREKENINGEN EN UITKOMSTEN Voor het opmaken van de 24 foutenvergelijkingen, genoemd in 2, moeten de coëfficiënten der 6 onbekenden en de bekende leden (a,- 7\) berekend worden. De berekening der coëfficiënten vordert niet veel tijd, daarentegen is voor de berekening van atT,) een om vangrijk rekenwerk nodig. Voor de berekening van de T2- moeten nl. eerst de 36 waarnemingen per ster tot het collimatiepunt worden gereduceerd. Nadat aldus het gemiddeld doorgangsmoment is gevonden, dient dit moment te worden gecorrigeerd voor de uitwijking van de bel en voor de gang van de chronometer. De berekening van de a,-, de schijnbare rechte klimming op het mo ment van waarneming, geschiedde met behulp van de stercatalogus „Apparent Places of Fundamental Stars". Daar de schijnbare rechte klimming in deze catalogus om de 10 dagen en bij culminatie te Green wich wordt gegeven, dient geïnterpoleerd te worden voor de nacht en de plaats van waarneming. Vervolgens moeten correcties voor kort- periodieke nutatie en dagelijkse aberratie worden aangebracht. De dan gevonden waarde (de locale schijnbare sterretijd) wordt daarna omgezet in locale middelbare tijd, omdat de chronometer volgens middelbare tijd loopt en dientengevolge de grootheden Te in middelbare tijd zijn uitgedrukt. Nadat aldus alle gegevens van de foutenvergelijkingen bekend zijn, kan men op de gewone wijze de coëfficiënten der normaalvergelijkingen berekenen en deze vergelijkingen oplossen. We gingen echter enigs zins anders te werk. Omdat in Leeuwarden elke nacht éénzelfde ster-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1951 | | pagina 32