223 station het astronomisch azimuth corrigeren voor de schietloodafwij king men vindt dan het azimuth op de referentie-ellipsoïde. Doet men dit voor twee stations en bepaalt men het verschil tussen de twee ge corrigeerde astronomische azimuths, dan moet dit verschil gelijk zijn aan het verschil tussen de twee geodetisch berekende azimuths. Dit zal in het algemeen niet het geval zijn, in hoofdzaak als gevolg van de fouten in de geodetische metingen. De grootte van de tegenspraak is een maatstaf voor de verwringing van het net. In formules uitgeschreven krijgt men voor station i u!gl (X^ X^l sin cp^ voor station 2 x'g2 xa2 (X„2 X^2) sin <pg 2, waarin a'gl en a'g2 de gecorrigeerde astronomische azimuths voor stellen, an l en a„2 de gemeten astronomische azimuths en (X„.1—Xf-1) en IX„.2 Xf2i de verschillen tussen astronomisch bepaalde en geode tisch berekende lengten. Nu zal dus a'^.j a',,.2 gelijk moeten zijn aan <xga ocg 2, het verschil tussen de geodetisch berekende azimuths, of ~f~ (^".s X^.2) sin <pg 2 w o, waarin w de tegenspraak aanduidt. De laatste formule noemen we de Laplacevoorwaarde tussen de stations 1 en 2. De gegevens, nodig voor het opmaken van de Laplacevoorwaarde tussen de stations Ameland, Leeuwarden, Ubagsberg en Zierikzee kan men vinden in de onder 2), 3) en 15) genoemde werken van de litera tuurlijst en in de thans bepaalde astronomische lengten. De tegenspraak tussen de stations Leeuwarden en Ameland bedraagt o ,17 op de ellipsoïde van Bessel. Bedenken we dat de middelbare fouten in de astronomische azimuthsbepalingen op deze stations resp. °",24 en o",i3 bedragen, dan is deze tegenspraak zeer klein te noemen. Verder bedragen de tegenspraken tussen Leeuwarden en LTbagsberg i",o6 tussen Ubagsberg en Zierikzee o",78 en tussen Zierikzee en Leeuwarden dus o",28. In aanmerking genomen, dat de onder linge afstand tussen deze punten resp. 260, 170 en 210 km bedraagt, terwijl ze onderling worden verbonden door resp. 9, 6 en 8 driehoeks zijden, zijn deze tegenspraken ook zeer gering. We kunnen hieruit concluderen, dat het primaire net over het alge meen een zeer geringe verwringing vertoont en dat een hervereffening van het gehele net met invoering van Laplacevoorwaarden van weinig betekenis zal zijn. Een conclusie omtrent een systematische invloed van de laterale refractie, zo deze al mocht hebben bestaan, is uit de geringe tegenspraken niet te trekken. Literatuurlij st (®G.l 1) sin (pg j -[- (1) E. F. van de Sande Bakhuijzen: Determination de la différence de longitude entre Leyde et Greenwich. (2) Détermination de la différence de longitude entre Leyde et Ubagsberg etc. Publication de la Commission géodésique néerlandaise.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1951 | | pagina 35