224
Ir. G. A. VAN WELY
Grafische affiene aansluiting aan meer
dan drie punten
(3) Détermination de la latitude et d'un azimut aux stations Oirschot etc.
Publication de la Commission géodésique néerlandaise.
(4) W. Chauvenet: Manual of spherical and practical astronomy, Vol. II, pag.
131 e.v.
(5) W. BowieDetermination of time, longitude, latitude and azimuth, pag. 39.
Special publication No. 14, U.S. Coast and Geodetic Survey.
(6) Th. Albrecht: Formeln und Hiilfstafeln fiir geographische Ortsbestim-
mungen, pag. 8 e.v.
(7) Bengt Aurell: Über die Wahl der Sterne bei Zeitbestimmungen ïm
Meridian. Verhandlungen der achten Tagung (1935) der Baltischen geodati-
schen Kommission.
(8) N. E. Nörlundt)ber die Wahl von Sternen bei Zeit- und Langenbestim-
mungen. Idem.
(9) Th. Niethammer: Die Auswahl der Sterne in der Bestimmung der Zeit
und des Azimutes mit Hilfe von Meridiandurchgangen. Bulletin géodésique,
année 1937, No. 56.
(10) Handleiding bij het gebruik van het universaalinstrument ten behoeve van
het personeel van den Topografischen Dienst, samengesteld door het hoofd
der triangulatiebrigade, pag. 97 e.v.
(11) J. Rybner: Untersuchungen über die Reaktionszeit von Relais. Ver
handlungen der fünften Tagung (1930) der Baltischen geodatischen Kom
mission.
(12) J. Rybner: Untersuchungen über die Reaktionszeit von Undulatoren und
von einem Radio-empfanger. Verhandlungen der achten Tagung (1935) der
Baltischen geodatischen Kommission.
(13) R. RoelofsBeschrijving van een chronograaf. Hemel en Dampkring,
38e jaargang, nr. 5.
(14) R. Roelofs: Azimuthsbepaling op de Poolster. Tijdschrift voor Kadaster en
Landmeetkunde, 58e Jaargang, nr. I (1942).
(15) Travaux géodésiques exécutés aux Pays-Bas 1924, 1925 et 1926. Publication
de la Commission géodésique néerlandaise.
Landmeter aan de Landbouwhogeschool, Wageningen
1. Bij de affiene aansluiting gelden de formules:
X' a1 X b1 V cx en V' aaX b2 Y c2
Zijn er meer dan drie punten in beide stelsels gegeven, dan is het
vraagstuk overbepaald, zodat de oplossing met behulp van de methode
der kleinste kwadraten moet geschieden' (zie H.T.W. Kadaster, blz.
64 e.v.). Hierbij ontstaan de correctievergelijkingen:
X'i vi ax Xi -|- b1 Yt 4- c1 en 1'",- wt a2 X,- h2 I',- c2
Men lost dit vraagstuk op door [w] en [ww] afzonderlijk tot een
minimum te maken. Door enkele kunstgrepen wordt de oplossing ver
eenvoudigd. Eerst sluit men aan twee punten aan, waardoor bij de ver
effening voor a1 en b2 benaderde waarden 1 kunnen worden inge
voerd. Door de oorsprong van het assenstelsel in het zwaartepunt van
de aansluitingspunten te leggen, worden de normaalvergelijkingen sterk
vereenvoudigd. Hieruit lost men de transformatieconstanten op en kan
men de benodigde formules samenstellen.