230 hypotheekgever inderdaad de beschikkingsbevoegdheid heeft over zijn onroerend pand. Hij verwijst daarbij naar zijn artikel „Publiciteit" in het Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde van i April 1949. Vervolgens brengt hij naar voren, dat het vereenvoudigd hypothecair krediet dat hij beoogt, vóór alles, om niet te zeggen alleen, betrekking heeft op de drooggemaakte gronden der Zuiderzee. Ten aanzien van deze gronden bestaat er geen titelonderzoek, althans bij de uitgifte niet. Voor de latere overgangen en overdrachten zal er wel weer sprake van kunnen zijn, tenzij t.a.v. de openbare registers wordt ingevoerd „de bescherming van de derde te goeder trouw". Een rechtsregel die weliswaar het titelonderzoek niet volkomen uitsluit, maar dit onderzoek tot zeer bescheiden proporties terugbrengt. Deze bescherming van de „derde te goeder trouw" is feitelijk niet zoveel minder dan die in een positief stelsel. Samenvattend komt de heer Bes dan tot de volgende wenselijkheden: ie Uitgifte van de gronden bij grondbrief en publicatie in de openbare registers. 2e Inpandgeving dooi' de inpandgever van deze brief bij een boeren leenbank met daarop gevolgde publicatie. 3e De notariële akte niet verplicht voor de pandgeving, doch gewenst voor overgang en overdracht na de uitgifte van de gronden. 4e Bescherming van de derde te goeder trouw. 5e Recht van parate executie. 6e Een afzonderlijk hypotheek- en kadasterkantoor voor de droog gelegde gronden der Zuiderzee. Kortom een nieuwe administratie voor nieuw recht op nieuwe grond. Na de kernachtige inleiding van de heer Bes blijkt er bij de ver gadering geen behoefte te bestaan over de inhoud van het rapport in discussie te treden. Vervolgens geeft de heer Ir. van der Schaaf een toelichting op het door hem ingediende rapport„De invloed van ruilverkaveling en hermeting op grondslag van de voor de Vereniging voor Kadaster en Landmeetkunde ontworpen Hermetingswet op de titels der zakelijke rechten." Spreker is het bestuur van de N.L.F. dankbaar voor de uitnodiging om over het bovengenoemde onderwerp een rapport in te dienen, omdat hij daardoor de gelegenheid krijgt de mening die zich over deze materie bij hem heeft ontwikkeld, in ruimere kring aan die van anderen te toetsen. Toen hij voor het eerst bij de Ruilverkavelingsdienst te maken kreeg met het opmaken van de lijst van rechthebbenden, keek hij eerst zijn dictaat Ruilverkaveling uit Wageningen nog eens in, stelde zich op de hoogte van de wettelijke bepalingen en verdiepte zich in het com mentaar van Mr. Schepel. Alles scheen te wijzen op de juistheid van hetgeen te lezen is op blz. 70 van diens werk: „Wie niet op de lijst staat en deze termijn heeft laten voorbijgaan, is zijn recht onherroepe lijk kwijt (art. 51, lid 3). Noch hijzelf, noch zijn rechtsopvolgers kunnen meer enig recht op grond in het blok doen gelden, al zouden zij van het oorspronkelijk bestaan van hun recht een nog zo overtuigend bewijs

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1951 | | pagina 42