196 dat hij de consequenties van de wetenschappelijke groei in het vak onderkende. In deze Amsterdamse jaren begon hij zich tegelijkertijd steeds meer te verdiepen in hetgeen zijn grote arbeidsveld zou wordende fouten- theorie, of, zoals hij die later is gaan noemen de waarnemingsrekening. Zijn eerste publicatie over puntsvereffening is van 1926. De meet kundige beschouwingen daarbij hadden aanvankelijk zijn grote voor liefde. Op grond van dit alles was het geen wonder, dat na de dood van lector van Riel, Tienstra diens opvolger aan de landmeterscursus te Wageningen werd. Op 7 September 1931 werd hij benoemd. Daarmee kwam een einde aan zijn loopbaan als practisch landmeter. In latere moeilijke jaren, wanneer grote verantwoordelijkheid hem soms drukte, gaf hij wel eens uitdrukking aan een gevoel van heimwee naar dat vrije, zoveel onbezorgder en gezonder leven dan later zijn deel werd. Hij heeft echter zijn roeping gevolgd, trouw en stap voor stap. Zijn Wageningse tijd is maar kort geweest en zeker niet gemakkelijk. In zijn huiselijk leven was er echter op het eind van deze periode de geboorte van zijn eerste en enige zoon. Tienstra's taak was zwaar. De gezondheid van Dieperink liet reeds in 1933 veel te wensen over. De overgang van Amsterdam naar Wageningen was verder ook geen onvermengd genoegen. De Friese jongen, opgegroeid in een klein stad je, die de wijde natuur van het water- en weideland liefhad (getuige zijn regelmatig herhaalde vacantietochten per motorjacht) was van het leven in de grote stad Amsterdam gaan houden. Ook daar had hij vrienden gemaakt, die hem tot zijn dood trouw zijn gebleven, waar onder zeker Dr. Max Euwe genoemd moet worden. Ook van een andere kant was het moeilijk voor hem. Hij kwam aan de landmetersopleiding in de crisisjaren, toen het Kadaster de deur sloot. In die omstandigheden heeft hij opnieuw de genoemde sociale trek van zijn karakter getoond, nu op een wijze, die dankbare gedachten bij menige landmeter van na 1931 zal wekken. Hoeveel moeite heeft hij zich gegeven om jonge mensen een plaats te bezorgen buiten het kadas ter. Deze sociale gezindheid kwam echter niet alleen in persoonlijke verhoudingen tot uitdrukking, ook wist hij de voornaamste stimu lans te geven tot de oprichting van organen, die een sociale functie hadden te vervullen. Ik noem de oprichting van de „Vereniging voor civiellandmeters" in Maart 1933. Veelzeggend is de korte mededeling in een verslag, dat het bestuur vergaderde ten huize van Prof. Tienstra. In dezelfde lijn ligt ook zijn actieve bijdrage tot het werk van de op 29 Nov. 1934 door de Minister van Financiën ingestelde commissie voor de samenwerking tussen kadastrale en particuliere landmeters. Dat ging er immers ook om zijn leerlingen een plaats in de maatschappij te bezorgen Daarnaast staat de oprichting van de Dienst voor buiten gewoon landmeetkundig werk (BLW) van het kadaster in Januari 1941. Hierin is een poging te zien tot verschaffing van productief werk aan een categorie van jonge mensen die in die dagen vrijwel geen of alleen slechte kansen had. Hij vond een gewillig oor bij het kadaster voor dit werk, mede omdat door deze organisatie nuttig zou kunnen

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1951 | | pagina 6