198 niet de sterke promotor van het plan „Duivelsgat" De studenten heb ben zeker veel aan hem gehad, omdat hij die ene gave hadte kunnen luisteren, naar iedereen en ook naar jongeren. Hij zag immers in ieder die hem tegemoet trad waarachtig de evenmens, waarin hij nooit a priori het verkeerde als overheersend element vooronderstelde. Zulks geenszins uit onnozelheid, want hij was een goed mensenkenner, maar door die eigenschap, waardoor ook de studenten hem eerden en nooit de schoolmeester, maar de werkelijke meester in hem zagen. Dat moei lijk definieerbare heeft hem aan de T.H. en vooral in de studenten wereld een bijzondere plaats bezorgd in slechts luttele jaren tijds. Vol idealen heeft hij in September 1946 het rectoraat aanvaard. In November werd hij ziek. Het heeft hem bedroefd de nieuwe taak aan Grutterink te moeten overdragen. Pas 23 April 1947 kon hij het rec toraat weer op zich nemen. De beide operaties hebben hem weliswaar niet definitief gered, doch hem toch nog een viertal levensjaren be zorgd, die, afgezien van het menselijke, bovendien voor zijn scheppen de arbeid uiterst belangrijk zijn geworden door de voltooiing van zijn hoofdwerk. Na zijn aftreden als rector-magnificus in September 1947 hoopten wij hem geheel voor zijn werk in het geodetisch instituut te mogen behouden. Ook nu kwam er weer een kink in de kabel. Toen in Juli 1950 de toenmalige rector-magnificus Prof. Biezeno verplicht was ziekteverlof aan te vragen, werd Tienstra waarnemend rector. Zijn taak was zwaarder dan in 1947. Immers een scherp conflict tussen de leiding van de T.H. en de studenten vroeg om een oplossing. Deze zaak heeft hem uitermate in beslag genomen en diep geraakt. Met de hulp van o.a. zijn vriend Van der Maas is het gelukt de zaken weer in het goede spoor te krijgen en alle gerucht en rumoer te doen verstommen. Ik ben overtuigd, dat Tienstra door zijn milde houding naar alle kan ten, maar tevens door een vast beleid op een moeilijk ogenblik, de T.H. een dienst heeft bewezen, die hem tot een der bekwaamste en meest wijze rectores van de laatste decennia stempelt. Denkt men aan zijn werk aan de T.H., dan is het vanzelfsprekend, dat vooral het Geodesiegebouw aandacht verdient. Dat immers is de plaats, waar hij niet alleen het langst aan één stuk nl. 15 jaar, maar ook het meest intensief hééft gewerkt door de vorming zijner leerlingen. Tienstra heeft het voorrecht gehad daar binnen te komen op een ogen blik, dat de kiemen voor een toekomstige ontwikkeling gelegd waren, dank zij zijn eigen hulp van Wageningen uit. De kroon hierop was de instelling van het diploma van geodetisch ingenieur in November 1948, gevolgd door de inwijding in Februari 1949. Dat gaf hem grote vol doening, omdat daarmede de mogelijkheid voor een normale weten schappelijke beoefening van de geodesie in ons land inclusief promo ties gegeven is. In het bijzonder na de oorlog is onder zijn beheer de uitrusting en personeelsbezetting van het gebouw enorm verbeterd. Ook de jongste loot aan hetgeen thans wel een geodetische stam mag worden genoemd, het International Training Centre for Aerial Survey, heeft zijn grote steun gehad vanwege de perspectieven, die hij daarin zag voor het geodetisch instituut, dat hem, met de hele T.H., zo na aan het hart lag.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1951 | | pagina 8