199
Behalve die van zijn directe ambtelijke loopbaan, waarvan hierboven
trekken en feiten zijn geschetst, vallen nog enkele andere velden van
activiteit te noemen.
In de eerste plaats zijn werk voor dit tijdschrift. Van September
1929 tot October 1948 was hij redacteur. Men kan gerust zeggen, dat
de technisch-landmeetkundige zijde daarin bijna 20 jaar onder zijn gees
telijke leiding stond. K. en L. gaf hem een mogelijkheid tot publiceren,
hoewel ik het ook wel eens als een nadeel heb beschouwd, dat zijn liefde
voor K. en L. hem ertoe bracht, artikelen van internationale betekenis
min of meer ontoegankelijk te maken door publicatie in een nationaal
tijdschrift met een beperkt taalgebied.
Zijn plaats in ons vak en de daaruit voortvloeiende verantwoordelijk
heid, zoals hij die voelde, bracht dat echter mee. Deze situatie wordt
duidelijk door zijn werk voor de op 20 Februari 1936 te Delft opge
richte Nederlandse Landmeetkundige Federatie. In de korte verklaring
die Tienstra op blz. 33 van K. en L. 1936 schreef bij de geboorte van
de N.L.F. proeft men zijn hele wezen, zoals dit zich in de landmeet
kundige organisaties uitte en zoals hem dit ook de N.L.F. deed be
vorderen. Deze overkoepelende organisatie werd door Tienstra wezen
lijk gestuwd en zij bood hem terecht in Mei 1949 het ere-voorzitter-
schap aan.
In het Nederlandse werk noem ik nog zijn lidmaatschap van de
Rijkscommissie voor Geodesie, dat begon in 1937. Na het aftreden van
ondergetekende in 1945 nam Tienstra het secretariaat waar. In 1947
volgde hij Vening Meinesz op als voorzitter der Commissie.
Met deze functie en met die van hoofd van de Bijhoudingsdienst van
de Rijksdriehoeksmeting, waartoe hij in 1938 werd benoemd, naderen
wij zijn bemoeienis op internationaal gebied. Daarvoor moet nog een
derde voorbereiding worden gememoreerd, nl. die van kapitein van de
Triangulatiedienst van de Artillerie. In 1939 gemobiliseerd, was hij
naast P. J. Hamelberg de wetenschappelijke leider van deze dienst. In
die maanden heeft hij zich geheel in de militaire kartografie verdiept.
Zijn werk in de sectie „Triangulations" van de Association de Géo-
désie, waarvan hij voor de congressen van Oslo in 1948 en Brussel
1951 rapporteur was, benevens zijn werk voor de Rijksdriehoeksmeting,
hebben hem in aanraking gebracht met de vereffening van het Euro
pese driehoeksnet en met de militaire consequenties daarvan voor onze
stafkaarten. Hij bezocht samen met de kolonel Von Freitag Drabbe,
directeur van de Topografische dienst, op uitnodiging van de Ameri
kaanse regering de Army Map Service in Washington in September
1949. De onder zijn leiding uitgevoerde aansluiting van ons driehoeks-
net op de Amerikaanse vereffening van het Europese net door de
Bijhoudingsdienst van de R.D. hangt met dit alles samen. Wij kunnen
op de vruchtbare samenwerking, zowel met de Topografische dienst als
met de Amerikanen, hier niet diep ingaan. Uit persoonlijke medede
lingen van Amerikaanse zijde weet ik, hoe hoog men daar zijn door
zicht, wetenschappelijk kennen en kunnen en zijn karakter waardeerde.
Hij was een der allerhoogste topfiguren die deze tot oordelen bevoegde
Amerikaan had ontmoetNiet alleen op grond van zijn scherp intellect,