8 versaalschaal, een persoonlijke fout bleek te hebben die van de even- genoemde slechts het zesde gedeelte bedroeg. Het behoeft geen betoog, dat ook hier de systematische fouten te zeer van de persoon van de tekenaar afhankelijk zijn om ze in cijfers te kunnen vastleggen. Hoewel ook bij het uitpassen met biseau en plexiglasliniaal de nei ging lijkt te bestaan kleiner uit te passen dan is gekaarteerd, blijkt dit uit de resultaten minder overtuigend. m6 werd uit het werk van vijf proefpersonen bepaald. Door elk van 29 kaarteerpuntjes moest ieder van deze proefpersonen langs een driehoek een potloodlijn trekken. Met de comparateur werden de lood rechte afstanden tussen de 5 X 29 kaarteerpuntjes en de overeenkom stige 145 lijnen gemeten. Het was opmerkelijk, dat deze afwijkingen geen toevallig karakter hadden, doch dat zeer sterk de neiging bestond de potloodlijn door of langs dat gedeelte van het kaarteergaatje te trekken dat aan de zijde van de driehoek is gelegen. Splitst men de gemeten afwijkingen voor de proefpersonen in een systematisch en een toevallig gedeelte, dan resulteren middelbare (toevallige) fouten die zich bewegen tussen 25 en 58 /x. Het gemiddelde voor de vijf waar nemers bedroeg mG «i 40 4. De systematische fout is weer zeer sterk afhankelijk van de tekenaar die het werk verricht. Zo men toch een waarde ervan wenst te weten, kan worden gezegd, dat het gemiddelde ervan zich om 25 4 bewoog, evenwel met een sterke spreiding. m7 Ter bepaling van de grootheid m7 trok een proefpersoon met een trekpen langs een driehoek een lijn tussen twee door kaarteer- gaatjes aangegeven punten, op een afstand van 15 cm van elkaar ge legen. Hij herhaalde deze proef door het trekken van een tweede lijn door een ander tweetal kaarteerpuntjes; hij gebruikte daarbij een andere driehoek. Nog vier andere proefpersonen herhaalden dit ex periment, zodat 10 lijnen ontstonden door vijf proefpersonen langs 10 verschillende driehoeken getrokken door 10 paren kaarteerpuntjes. Om de centimeter, d.w.z. in iedere lijn op 16 plaatsen, werd de afwijking van elk van de 10 lijnen t.o.v. de rechte verbindingslijn van de middens der kaarteergaatjes met de comparateur gemeten. Om deze rechte voldoende nauwkeurig te realiseren werd gebruik gemaakt van een der lijnen, voorkomende op een roosterplaat 25 X 25 cm beho rende bij de Autograph A 6 van de firma Wild. De 10 lijnen, met de kaarteergaatjes waardoor ze moesten worden getrokken, zijn in fig. 3 aangegeven. De „gemiddelde" lijn M is er tevens op voorgesteld. Zij is ontstaan door de afwijkingen die op over eenkomstige plaatsen van de 10 lijnen zijn gemeten te middelen en deze gemiddelden t.o.v. de theoretische rechte te kaarteren. Men kan haar afwijking t.o.v. die theoretische rechte beschouwen als de systema tische fout, die de „gemiddelde" tekenaar maakt bij het trekken van een inktlijn. De resterende afwijkingen zijn toevallig. Men leidt er voor m7 de waarde ni7 45 fi uit af.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 10