17 V 4202 otp25~~ 5-1p(-°.i 'lp) lijnendeze schaden de nauwkeurigheid van de kaartering veel meer dan het gebruik van de biseau inplaats van passer en schaal. Om de middelbare fout te vinden in de uitgepaste abscis van het punt P (zie fig. 9), zal men eerst de m.f. in de ^-richting moeten bepalen van het op de t]-as gelegen punt W. Dezevpas denke men zich tussen de met de coördinatograaf geprikte punten O en IV in inkt ge trokken. Deze bedraagt (zie ook (ij) 2 7]p ON7)p)j jm*T De bijdrage in het vierkant van de m.f. in PW voor wat betreft de uitpassing is 2 m22 m25 m112, zodat 2 p {ON— ï]p)| m\p J1 w2 m2 2 m2 m2 ;;/u2 m p2?. Hierin stelt m p2^ het vierkant van de m.f. van P in de -richting voor. Voor ON 10,1 cm gaat deze formule over in »i\p m? »72 2 m2 m 2 wu2 tnp\— 5*)p (10,1 7)p). Bij een keuze van OM 10,1 cm geldt analoog: m\p "h2 m-2 2 mi 1,1 2 mi2 mp\ 5 lp 1 1 Sp)- De (absolute) waarden van en -qp kan men (in cm) op een kaar tering uitpassen; «ïpj, en mp.^ ontleent men aan de foutenellipsen. Substitueert men voor de diverse middelbare fouten de waarden die hiervoor werden gevonden, dan krijgt men: rp= 3154 mp\~ 5^(10,1 t]p) j m\p 3i54-r- ^p\ 5^p IO, t lp) of m2^p 4202 mp2r.5 £p (10>i 5p) waaruit men »i^p en mr^P kan berekenen. De formules (7) gelden voor een uitpassing met passer en schaal, (8) voor een uitpassing met biseau. Wat de nauwkeurigheid van de uitpassing betreft, blijkt de methode met passer en schaal weer iets in het voordeel te zijn. Om de formules (7) en (8) en daarmede ook (5) en (6) op hun nauwkeurigheid te toetsen, kaarteerden 12 proefpersonen gemid delde goede tekenaars de punten A t/m Z van fig. 7 op een stukje maatvast tekenpapier met aluminium tussenlaag. De kaartering ge beurde zowel met passer en schaal als met biseau. Op het verstrekte

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 21