- [p,11- W\ 19 d.w.z. men zal de som van alle uitgepaste abscissen en ordinaten van de punten A t/m Z moeten vergelijken met de waarde die men hiervoor langs rekenkundige weg heeft gevonden. Gaat men dus niet van de grootheden en v)7 uit, maar van en^ (I A Z), dan zal men [Z] kunnen berekenen uit 5 2 [A i 2 (%A E,b -f--f- \z) i2 (r)A V) (i i -> 12, I -» Z). en t)z stellen de coördinaten van de punten A Z voor die met behulp van de uiteraard niet aan de proefpersonen verstrekte coördinaten van I t/m VI (fig. 7) werden berekend. H7 en 7)7 volgen dan uit de eerste 52 normaalvergelijkingen, Xt uit de laatste 12. De som van de vierkanten van de v's en w's uit de correctievergelijkingen, gerangschikt in de gedaante [v{A v{A] of \u\A wA\ (i 1 -> 12) geeft een beeld van de nauwkeurigheid waarmede de abscis of ordinaat van het punt A kon worden uitgepast. Rangschikt men de som van de kwadraten in de vormen [r/ r/j [ïf/ w/l (I A -» Z), dan geeft deze som een indruk van de nauwkeurigheid waarmede waar nemer 1 heeft gewerkt. Uit voorlopige berekeningen volgde dat [n37 z'37]-|--Zfa7 wj jzowel bij de methode met passer en schaal als bij die met biseau circa twee maal zo groot was als de overeenkomstige waarde van de op nr. 3 in nauwkeurigheid volgende tekenaar. Het moet dus wel aan twijfel onderhevig zijn of proefpersoon 3 past in de groep van de als eis gestelde gemiddelde goede tekenaar. Bij de hierna volgende bespre king van de definitieve berekeningsresultaten zijn daarom zijn waar nemingen buiten beschouwing gelaten. Hoe sterk de persoonlijke fouten bij de verschillende waarnemers wisselen wordt in onderstaand staatje (fig. 10) aangetoond. De waarden Xi zijn daar in mm/100 met hun teken vermeld, zowel voor de methode met passer en schaal als die met biseau. Het plusteken duidt aan, dat men geneigd is minder, het minteken dat men neiging heeft meer uit te passen dan de uit vereffening verkregen waarden E} en 7)7 Het is opmerkelijk welk een sterke overeenkomst de persoonlijke fout van waarnemer 4 (methode passer en schaal) vertoont met de persoonlijke fout van dezelfde waarnemer die reeds bij de bespreking van m5 is ge signaleerd, des te opmerkelijker, omdat bij elk van deze proeven een verschillende transversaalschaal is gebruikt. Uit de tabel blijkt geen enkel verband tussen de persoonlijke fout en de nauwkeurigheid waar mee men werkt. Waar beide kaarteringen door één persoon zijn ver richt, ziet men wel, dat de nauwkeurigheid van werken volgens beide methoden zich op ongeveer dezelfde wijze in het rangnummer demon streert.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 23