24
manifesteert de correlatie zich in de eerste werkwijze iets meer dan in
de tweede. De invloed ervan is evenwel gering. Het lijkt aan te be
velen haar te verwaarlozen en zekerheidshalve het iets hogere
bedrag zonder correlatie in nauwkeurigheidsbeschouwingen te be
trekken.
De m.f. in CS, ZY, WO en NY, die tevens in fig. 15 zijn opge
nomen, zullen wij nog nader blijken nodig te hebben.
Wenst men de m.f. te kennen in de uitgepaste hoogte h van een
driehoek (fig. 16) of in de hoogte van een trapezium (fig. 17) waar-
Fig. 16.
van de basis PQ resp. de evenwijdige zijden PQ en RS in inkt zijn
gezet, dan zal men eerst de m.f. in de punten a moeten bepalen in
een richting cr loodrecht op PQ (RS).
Ook hier moet men weer onderscheid maken of P en Q (resp. R
en .S) toppen van loodlijnen op dezelfde meetlijn of op verschillende
meetlijnen zijn. In het eerste geval is er correlatie, in het tweede niet.
Leidt men voor het eerste geval een correlatiebedrag af, dan kan dit
voor het tweede nul gesteld worden.
Ten opzichte van een loodrecht assenstelsel waarvan de meetlijn
AB de positieve X-as vormt geldt (zie fig. 18)
Xa Xp I jJq Rq
Fa Vp 1 pq) -pQ YQ
en dus