33
RECHT EN ADMINISTRATIE
Literatuuroverzicht
Een reproductie-atlas, gewijd aan de historische kartografie
van de Kaapkolonie.
Op het elfde Congres der Nederlandse Landmeetkundige Federatie
te Woudschoten heeft de heer Koeman enkele mededelingen gedaan
over een aantal 18de eeuwse manuscriptkaarten, vervaardigd door
Hollandse kartografen in de Kaapkolonie. Daarbij werden enige
fraaie voorbeelden van oude kaarttekenkunst vertoond. Hoewel de
aanwezigen op dit congres van de N.L.F. de primeur hadden van deze
mededelingen en demonstratie van dit, in de archieven van de Topo
grafische dienst aanwezige, materiaal, werden zij slechts zeer onvol
ledig ingelicht over de omvang en de betekenis van deze collectie.
Intussen had de vondst van deze voor de kartografie van Zuid-
Afrika zo belangrijke verzameling de aandacht getrokken van het Van
Riebeeck-herdenkingscomité, dat de plannen van de Nederlandse Re
gering voor de deelneming aan de in April a.s. in Afrika te houden
herdenkingsfeesten ontwerpt en uitvoert. Met steun van dit Comité
en van andere Genootschappen zal er zeer binnenkort een reproductie
atlas worden uitgegeven door de Hollands-Afrikaanse Uitgevers Maat
schappij te Amsterdam/Kaapstad, waarin de belangrijkste overzichts
kaarten van de Kaapkolonie in kleurendruk en op groot formaat wor
den gereproduceerd. De toelichting in dit album, die van de hand van
de heer Koeman is, schenkt o.a. veel aandacht aan de methoden en de
resultaten van het werk der 18de eeuwse Kaapse landmeters. In het
Aprilnummer van dit tijdschrift hoopt de bovengenoemde auteur hier
aan een artikel te wijden.
Nederlandse Jurisprudentie.
195°)'764. Hof 's-Gravenhage, 15 Maart 1950.
Op een beroep tegen een vonnis van de Rechtbank te Rotterdam
(van 15 November 1948) besliste het college, dat een bepaalde molen
in Charlois, gesticht in 1570 krachtens concessie van de Rekenkamer,
optredende namens de landheer, ten laste van de omliggende percelen
de erfdienstbaarheid van windvang had. Door onteigening van een
der belaste percelen krachtens het besluit van de Opperbevelhebber
van Land- en Zeemacht (Stbl. 0.552) was het servituut tenietgegaan
en dus moest de molenaar schadevergoeding krijgen. De rechtbank had
het recht van windvang beschouwd als een afgeleide van een „heerlijk"
recht en achtte het vervallen te zijn door het bepaalde in de Staats
regeling van 1798. Het Hof acht dit onjuist en overweegt, dat door
de concessie van 1570 voor de molenaar het privaat-recht was ontstaan
om belemmering van de windvang door derden te voorkomen dit recht
zou dan door het verloop van dertig jaren na de stichting van de
molen tot de erfdienstbaarheid zijn geworden, volgens een schrijver