II I II Richtings (t£tg 39 men niet nalaten de eerste twee uitdrukkingen van de rechterhelft van het schema, die een noodzakelijke controle inhouden, uit te rekenen. Wat volgt komt overeen met afdeling 4 van het formulier 19. De waarden D, DAX en DAY zijn direct uit afdeling 2 te be rekenen D uit de regels 1 en 2, DAX uit de regels 2 en 3, DAY uit de regels 3 en 1, of liever, maar dan voorzien van min teken, uit de regels 1 en 3. De aan het eind gevonden grootheden Mxx, MXY en M YY bepalen gedrieën volledig de stand, vorm en grootte van de foutenellips. De regels 1 en 2 van afdeling 2 stellen de twee vergelijkingen [aa]AX [ab~\AY [a/] =0 (1) [öl>]AI [bb]AY [bf] o (2) voor, waaruit de onbekenden AX en AF moeten worden opgelost, wat in de analytische meetkunde neerkomt op de bepaling van het snijpunt van de twee rechten, door de genoemde vergelijkingen voor gesteld. Op grond van deze overwegingen kan men de juistheid verifiëren van Oplossingsschema 2 Richtings Ur-O q q a 2,486538 [a/[cta] 3h [a/1 [aè] 0 0,124005 [bb]:[ab] [ab]:[bb] 0,351272 x2 [bf] [ab] V2 (~[bf]:[bb\) O —0,384841 tg (1) tg (2) cotg (1) cotg (2) 2,135266 AX 0,23831 A F 0,46855 Bij deze methode dient men van beide rechten hetzij de tangens, hetzij de cotangens in te stellen. Men kiest het stel waarden dat absoluut genomen niet het grootste van de vier bedragen bevat. In het voorbeeld is daarom van beide rechten de richtingscotangens gekozende richtingstangens van (2) is 2,846796.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 43