6 m3 De waarnemingen onder m2 beschreven gaven tevens gelegen heid het interval te bepalen, gelegen tussen de centimeterstrepen op elk van de gecontroleerde schalen. Bij de vier transversaalschalen bedroeg de vereffende lengte van zo'n interval resp. 10,0023, 9-9996, 9,997° en 9,9998 mm met een gemiddelde van 10,000 mm. De middelbare afwijking m3 van dit gemiddelde bedraagt 2 p.. Het aantal onderzochte schalen is te klein om aan dit bedrag een al te grote waarde toe te kennen. Wel kan worden gezegd, dat de orde van grootte van m3 dermate klein is, dat deze m.f. in het complex van invloeden dat de nauwkeurigheid van kaarteren en uitpassen bepaalt, zonder bezwaar kan worden verwaarloosd. Voor de drie biseau's was de vereffende lengte van een schaalinterval van 1 cm resp. 10,0073, 9,9988 en 9,9981 mm en voor de twee plexiglaslinialen 9,9927 en 9,9974 mm. Ook voor deze instrumenten is ui 3 als te verwaarlozen klein beschouwd. Uit de hierboven vermelde waarden van de intervallen blijkt dat deze soms duidelijk aanwijsbaar van 10 mm verschillen. Uit bereke ningen volgt evenwel, dat voor elke onderzochte schaal de m.f. in zo'n berekend interval slechts uiterst gering is. Zij bedraagt voor de trans versaalschalen ca. 0,4 p, voor de biseau's 0,3 p en voor de twee plexi glaslinialen ca. 0,2 p. De inwendige nauwkeurigheid van de onderzochte schalen is dus groot. mi Ter bepaling van pi4 kaarteerden vijf proefpersonen gemid delde goede tekenaars op tekenpapier met aluminium-tussenlaag 20 afstanden gelegen tussen ca. 6 en ca. 110 mm ieder vijfmaal met passer en schaal en met piquoir en biseau. Voor iedere gekaarteerde afstand werd de afwijking bepaald ten opzichte van het gemiddelde van de serie van vijf, die iedere proefpersoon had uitgeprikt. Uit deze v's werd voor iedere proefpersoon de m.f. m4 berekend, die dus een beeld geeft van de inwendige kaarteernauwkeurigheid. Zij varieerde voor de vijf proefpersonen tussen 0,016 en 0,048 mm bij gebruik van passer en schaal en tussen 0,029 en °,°6s mm bij gebruik van piquoir en biseau. Als gemiddelde werd resp. m4 33 p en m4 50 p gevonden. Deze waarden komen goed overeen met de bedragen 40 p en 46 p die Kummer op blz. 374 en 571 van zijn evengenoemd artikel vermeldt. Bij de kaartering met passer en schaal is althans voor de door mij gebruikte afstanden tussen 6 en 110 mm m4 onafhankelijk van de gekaarteerde lengte. Ook Kummer komt (op blz. 574) tot deze con clusie. De nauwkeurigheid van een kaartering met de bovengenoemde plexiglasliniaal blijkt gelijk te zijn aan die met biseau. Het is merkwaardig, dat bij de kaartering met passer en schaal alle vijf proefpersonen duidelijk de neiging hebben grotere afstanden te kaarteren dan was gevraagd. Bij de kaartering met biseau bestaat de zelfde tendentie bij vier van de vijf de vijfde proefpersoon demon streert duidelijk te kleine afstanden uit te zetten. Het geringe aantal proefpersonen maakt het onmogelijk hieruit conclusies te trekken. Wel kan worden opgemerkt, dat de optredende verschillen geen neiging hebben groter te worden bij het groter worden van de afstanden, zodat

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 8