-1r-
7
20 21 22' 23
een mogelijke werking van het tekenpapier of een schaalfout van de
gebruikte schaal of de biseau niet in overweging genomen zou moeten
worden. Wellicht dat invloeden als door H. Backström in zijn artikel
„Ueber die Dezimalgleichung beim Ablesen von Skalen (Zeitschrift
für Instrumentenkunde, jaargang 1930 blz. 561, 699, 665 en jaargang
1932 blz. 105, 260) beschreven, hier werkzaam zijn. Mogelijk ook
werkt een lichtelijk verende passer het te-groot-kaarteren in de hand.
Misschien ook en dit geldt voor het kaarteren met piquoir en biseau
door rechtshandigen dat parallax zoals in fig. 2 is gedemonstreerd
van invloed is (gemeend te kaarteren 22,4; gekaarteerd 22,5). De
grootte van het verschil tussen de opgegeven afstand en de gekaar-
teerde is te zeer van persoonlijke invloeden afhankelijk, dan dat er een
waarde voor kan worden opgegeven.
Fig. 2.
?«5 Voor de bepaling van de m.f. in het uitpassen van een afstand ver
leenden eveneens vijf proefpersonen hun medewerking. Thans moesten
20 afstanden tussen 5 en no mm, die nauwkeurig bekend waren, door
ieder van de waarnemers vijfmaal worden uitgepast. Ook hier weer
werden, zonder acht te slaan op de bekende grootte van het uitgepaste
lijnstuk, voor iedere waarnemer v's bepaald t.o.v. het gemiddelde van
de 5 waarnemingen die hij voor dat lijnstuk had gedaan. De waarde
m5 die hieruit werd afgeleid representeert de inwendige uitpasnauw-
keurigheidimmers bij de bepaling ervan zijn persoonlijke fouten en
schaalfouten buiten beschouwing gelaten. Voor passer en schaal va
rieerde m5 bij de vijf waarnemers tussen ix en 38 4, voor biseau tussen
33 en 50 Voor passer en schaal werd als gemiddelde wt5 24 ju. ge
vonden, voor biseau m5 43 Kummer publiceert hiervoor op
blz. 600 van zijn artikel resp. 37/r en 32 4. De middelbare fout in een
uitpassing met de plexiglasliniaal werd berekend op m5 36 /t.
Hoewel ook hier door het geringe aantal proefpersonen geen con
clusies mogen worden getrokken, lijkt het van belang te vermelden,
dat bij de uitpassing met passer en schaal bij alle vijf waarnemers de
neiging bestond kleinere afstanden uit te passen dan waren gekaarteerd.
Bij een der waarnemers was het verschil zelfs opvallend groot, ongeveer
0,15 mm per uitpassing terwijl toch m5 voor deze waarnemer slechts
0,013 mm bedroeg. Het verschil is des te opvallender omdat een
andere waarnemer bij dezelfde proef en bij gebruik van dezelfde trans-