±d 4 61 Om dit probleem te kunnen overzien is in tabel i volgens de methode van i richting en grootte van de hoofdassen van de foutenellips uit gerekend voor de gevallen I meting van serie i t/m 4; II meting van serie 1 t/m 5; III meting van serie 1 t/m 4 en serie I, 5; IV meting van serie 1 t/m 4 en serie 2, 5. Uit deze tabel blijkt het geringe aantal extra berekeningen voor iedere nieuwe combinatie, m.i. het voordeel van deze methode. Verder demonstreert vergelijking van Mx en My met Mx> en My. duidelijk, dat berekening van Mx en My zonder MXy tot volkomen onjuiste conclusies kan leiden (zie b.v. bij geval I: Mx My, My 2 My Uit de laatste regels van tabel 1 volgt Tabel 2 Geval MX' My My MX' Conclusie: de combinatie is I d d 2 2 niet voldoende (twee redenen); II d d I goed, maar niet noodzakelijk, zie IV; III ti 2 niet voldoende (twee redenen); IV d d I goed, mits excentrische afstand niet te ongunstig is; zie 3. My De „twee redenen" in tabel 2 zijn: My>d en -j-- 1,5. Een geroutineerd verkenner zal meestal wel in staat zijn deze conclusies uit de inverse figuur af te lezen, hoewel hij zijn eind conclusie toch ook op de bovenbehandelde wijze zal moeten verifiëren. Uit tabel 2 volgt, dat geval IV de methode is om een voldoend resul taat op eenvoudige wijze te bereiken. Dit geldt echter slechts, zolang de invloed van de overgangsberekening niet merkbaar is. Deze invloed zal in 3 onderzocht worden. Voldoet de excentriciteit niet aan de in 3 ontwikkelde maatstaven, dan zal toch methode II gekozen moeten worden. Tenzij toepassing van de zgn. gebroken richtingsmeting mogelijk is. Aan deze laatste methode is 5 gewijd. 3. Invloed van excentrisch gemeten richtingen. Beschouwen we het volgende geval, in 5" zijn richtingen r, gemeten naar de punten Pen de richting r naar C, evenals de afstand CS e.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 11