85 andert het appartement van inhoudde twee kadastrale aanduidingen zijn onverbrekelijk aan elkaar verbonden, het ene vervalt met het andere. Er is dus alles voor te zeggen voor het kadastrale „plannummer" het zelfde nummer te nemen als voor het „appartementsnummer", voor de aanduiding der appartementen dan met bijvoeging van een index of ondernummer, c.q. nog duidelijkheidshalve voorafgegaan door de letter A, om duidelijk het bijzondere karakter van dit kadastrale perceel nummer te doen uitkomen. Het bijzondere van deze appartementsnummers zal dan zijn, dat ze tot leven worden gewekt door de notaris in de splitsingsakte van art. Ó38f B.W., maar dit is ook het geval in de oplossing van Van Riessen. In zijn oplossing moet het nog mogelijk worden geacht, dat de notaris in de splitsingsakte begint met het complex aan te duiden als volgt: gebouw en erf kadastraal bekend als gemeente X sectie Y, gedeelten als op het terrein afgebakend van de nummers 912, 913, 914, 915 (desnoods tientallen pcrceelsgedeelten), terwijl in mijn voorstel vooraf meting zal moeten plaatsvinden en dus een apart plannummer voor het gehele complex bekend is. Ik wil en passant erop wijzen, dat de akte van splitsing in appartementen, tevens is de akte van verkrijging van deze appartementen, wat ligt opgesloten in het laatste gedeelte van de zin in art. 638! sub 3e B.W. In het systeem Van Riessen schuilt verder nog het grote gevaar, dat de hypotheken genomen op het complex tijdens de bouw en dus in het register 69a aangetekend bij de plannummers en nog niet doorgehaald, nadat de akte van splitsing met dat „fictieve" appartementsnummer is overgeschreven, niet worden opgegeven, als men een staat van inschrij vingen vraagt van een der appartementen. Volgens mijn voorstel kan men dat nimmer vergeten, omdat in het reg. 69a de appartements nummers volgen op het plannummer, dat men dus automatisch bekijkt, alvorens het nummer van het appartement na te zien. Van groot belang, vooral nu een notaris de appartementsnummers in het leven roept, komt mij voor, dat de in art. 638Ï sub 2e geëiste „nauw keurige omschrijving" van de gedeelten der gemeenschap die bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, mede zal moeten bestaan uit een verwijzing naar de over te schrijven bouwtekeningen. Op die tekeningen zal de notaris duidelijk moeten aangeven welke ruimte bij elk appartement in gebruik zal zijn. Dit kan n.m.m. in de A.M.v.B. opgenomen worden door daarin te bepalen, dat de „kadastrale aanduiding" zal bestaan uit het kadastrale nummer van het complex gevolgd door de letter A en een ondernummer of index, benevens een verwijzing naar de mede over te schrijven bouwtekeningen van elke verdieping van het te splitsen gebouw, op zodanige schaal getekend, dat daarop zonder mogelijkheid van twijfel kan worden aangegeven welke ruimte tot elk appartement behoort. Men denke vooral ook aan de mogelijkheid, dat een appartement zal bestaan uit een kelderruimte in het sousterrain, een flatwoning op één der verdiepingen, een logeer kamer op de zolder en een garage op het gemeenschappelijke terrein (ontleend aan de praktijk in België en beschreven door Me Hilbert).

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1952 | | pagina 35