53
LANDMEETKUNDE
Prof. Ir. W. BAARDA
Verkenning van een Snelliuspunt.
Hoogleraar aan de Technische Hogeschool te Delft:
Inleiding.
In dit tijdschrift, jg. 1937 blz. 41, publiceerde Prof. J. M. Tienstra
een uit praktisch én theoretisch oogpunt volkomen verantwoorde gra
fische vereffeningsmethode voor een Snelliusmeting, waarvan de aan
schouwelijkheid reeds door de ontwerper een der belangrijkste karak
tertrekken werd geacht.
Een viertal jaren was ik zelf in staat de methode grondig aan de
praktijk te toetsende resultaten waren van dien aard, dat na korte
tijd in bijna alle gevallen verkenning en vereffening grafisch werden
uitgevoerd.
Nadere beschouwing, speciaal bij het bestuderen van een verkenning
voor Snelliuspunten ten behoeve van de Bijhoudingsdienst der Rijks
driehoeksmeting, gaf aanleiding tot het verleggen van het accent van
gehele naar gedeeltelijke toepassing van de methode. Verkenning en ver
effening moeten m.i. toch meer gescheiden worden bezien en wel om de
volgende redenen.
Teneinde een overzicht van de combinatiemogelijkheden der ver
kende richtingen te verkrijgen moet voor een goede verkenning de
figuur van de geïnverteerde gegeven punten onmisbaar worden geacht.
In vele gevallen blijkt het dan mogelijk reeds op het oog de vorm van
de foutenellips te schatten, evenals de orde van grootte van de hoofd
assen. Heeft men de elementen (Q-getallen) van de foutenkromme
scherper berekend, dan kan men hiermee ook zeer goed numerisch
verder werken, tenzij...
Tenzij men tevens enig idee wil hebben van de betrouwbaarheid van
de richtingsmeting, speciaal wanneer deze door anderen is uitgevoerd.
Hiervoor nu is m.i. de figuur met de foutentonende rechten onmis
baar 1). Vele fouten heb ik met behulp van deze figuur kunnen opspo
ren, die in de numerische vereffening verscholen bleven. En heeft men
deze figuur eenmaal, dan is de eigenlijke vereffening wel niet anders
economisch uit te voeren dan volgens een grafische methode.
De tegenstanders van de grafische werkmethode(n) werpen tegen,
dat in deze eeuw van mechanisatie grafische methoden uit de tijd zijn.
Men zie bv. D. de Groot in zijn artikel in dit tijdschrift, jg. 1946 blz.
1) In dit opzicht meen ik de methode Leenhouts ook van minder belang'
voor de praktijk te moeten achten (dit tijdschrift jg. 1950 blz. 3).